Essay: Literaire tijdschriften hebben hun eigen ondergang bewerkstelligd
De afgelopen twee weken heb ik me vaak verbaasd. Literair Nederland is onthutst door de bezuinigingen op de literaire tijdschriften. Staatssecretaris Halbe Zijlstra heeft namelijk besloten om de drie ton subsidie aan de tijdschriften stop te zetten. Ze trekken te weinig lezers. Hij neemt daarmee grotendeels het advies van de Raad voor Cultuur over. De onrust die vervolgens in dag- en weekbladen en op internet ontstond, verwonderde me. Alsof het besluit onverwachts kwam.
Ook de quasi-laconieke reacties van redactieleden van literaire tijdschriften vielen mij op. ‘We bekijken nog hoe we gaan reageren,’ zei redactielid Michel van de Waart van De Gids in NRC Handelsblad. Merijn de Boer van Tirade zei in dezelfde krant: ‘We hebben nog geen plan liggen, maar het is duidelijk dat we niet op dezelfde manier kunnen doorgaan.’
Functies literaire tijdschrift
Zelf schreef ik in 2009 een masterscriptie over de vier grootste literaire tijdschriften (De Gids, De Revisor, Hollands Maandblad en Tirade) waarin ik met empirisch onderzoek aantoonde dat ze hun belangrijkste functies waren kwijtgeraakt. De tijdschriften fungeren niet meer als kweekvijver voor nieuw talent en het literaire debat vindt er geen podium meer.
In totaal publiceerden er in de periode 1999 – 2008 3849 auteurs werk in De Gids, Tirade, Hollands Maandblad en De Revisor. Van deze auteurs waren slechts 52 (1,4%) tijdschriftdebutant. In dezelfde periode stonden er in totaal 5812 bijdragen in de vier literaire tijdschriften. Slechts 0,8% (48 bijdragen) van deze bijdragen wilde aanzetten tot een literair debat. Uiteindelijke groeiden tien van deze bijdragen daadwerkelijk uit tot een echt literair debat. De volledige onderzoeksresultaten zijn hier terug te lezen.
Over de kweekvijverfunctie was ik duidelijk. Deze functie is het literaire tijdschrift gewoonweg kwijtgeraakt. Debutanten en tijdschriftredacties verwerven geen symbolisch kapitaal meer, aangezien een uitgeverij de tijdschriftachtergrond van nieuw talent niet meer meeneemt in haar beslissing om al dan niet werk van dit talent te publiceren. De debutant zoekt nu naar andere mogelijkheden: de literair agent, schrijfwedstrijden, websites als TenPages.com en pulpfictie.nl.
Over de functie van het literaire debat was ik destijds positiever. ‘Een goed en kwalitatief elektronisch tijdschrift kan het literaire debat weer nieuw leven in blazen,’ schreef ik in mijn scriptie. En ik was zeker niet de eerste die dat voorstelde. Eerder schreven Paul Bogaert, Yra van Dijk, Thomas Vaessens, Jan Baetens en Dirk de Geest over de voordelen van internet voor de literaire tijdschriften.
Afwezigheid op internet
In de nieuwe subsidieregelingen voor literaire tijdschriften die per 1 januari 2009 ingingen, trok het Nederlands Letterenfonds maar liefst 1,2 miljoen euro uit voor de Nederlandse literaire tijdschriften: ‘Van de literaire tijdschriften verwacht het NLPVF (het heet nu het Nederlands Letterenfonds, BT) allereerst inhoudelijke kwaliteit, en daarnaast een vergroting van hun publiekbereik, een professionele exploitatie en aanwezigheid op internet.’ Maar er is vrijwel niets veranderd sinds 2009.
De Revisor is het tijdschrift dat het meeste gehoor heeft gegeven aan de oproep van het Nederlands Letterenfonds. De nieuwe redactie (Gustaaf Peek, Daan Stoffelsen, Jan van Mersbergen en Erik Lindner) zette een stap naar het internet. In januari van dit jaar toonde ik mij op dit weblog positief over deze ontwikkeling. We zijn nu een paar maanden later en de vreugde is stukken minder geworden. Er gebeurt soms weken niets op de website van De Revisor. Dat is verdomde jammer, want juist door frequent bijdragen te publiceren vergroot je het publiekbereik. Ook is er geen sprake van literair debat op de site – dat is teleurstellend. De Revisor was immers vroeger een belangrijke schakel in het literaire debat.
Maar bij andere literaire tijdschriften is het erger. Bij hen ligt nog steeds de nadruk op de papieren uitgaven. De Gids publiceert sommige stukken weliswaar online en Tirade heeft een site waar ze schrijvers uitnodigt om een blog bij te houden. Het is slechts een wassen neus. Verwonderlijk was dan ook de reactie van Suzanne Meeuwissen, binnen het Nederlands Letterenfonds verantwoordelijk voor de binnenlandse subsidies, tegen Sebastian Kort van NRC Handelsblad vorige week: ‘We hebben de voorwaarden flink aangescherpt de laatste jaren. Zo moesten de tijdschriften zich digitaal meer laten zien en moest men actiever op zoek naar alternatieve financiering.’ De voorwaarden flink aangescherpt. Ja, ja.
Oproep groep schrijvers
En dan was er nog de brief van een groep schrijvers, waaronder Maarten Asscher, Maarten ’t Hart, Mensje van Keulen, Ramsey Nasr en Joost Zwagerman, die zich verzet tegen de bezuinigingen op de literaire tijdschriften. ‘De ontwikkeling van het schrijverschap in het Nederlands en dus van de Nederlandse literatuur zou zeer geschaad worden door het verdwijnen van de literaire tijdschriften’, schreven de ondertekenaars. Het is een brief waarin geen enkel nieuw argument wordt aangehaald vóór behoud van literaire tijdschriften. De ondertekenaars presenteren oude koek. Het is een brief die juist laat zien dat het literaire tijdschrift slechts een marginale rol speelt in het literaire veld.
Even een paar citaten: ‘Graag wijzen wij erop dat nagenoeg alle betrokken tijdschriften behalve met hun papieren edities, gelezen door een publiek van abonnees, professionele lezers en schrijvers, alsook leden van (universiteits)bibliotheken, tevens op internet actief zijn met eigen en gezamenlijke websites.’ Ik ben benieuwd wat de groep schrijvers verstaat onder ‘actief’. Het zal vast niet de flitsende website van Hollands Maandblad zijn waar volop discussie is en wekelijks nieuwe stukken staan van jong en oud talent.
Of: ‘Zowel voor gearriveerde als voor beginnende schrijvers is een levendige omgeving van literaire tijdschriften van het allergrootste belang, en zal dat ook in de voorzienbare toekomst blijven.’ Afgezien van het woord ‘levendig’ (grappig in deze context), is dit argument onjuist. Dat heeft mijn onderzoek in 2009 al laten zien. Beginnende schrijvers vullen zelden de pagina’s van de literaire tijdschriften. In De Groene Amsterdammer van vorige week haalde Revisor-redacteur Erik Lindner de dichteres Lieke Marsman (winnares C. Buddingh’-prijs 2011) aan in een stuk over de literaire tijdschriften. Hij vertelde over haar debuut in Tirade en haar poëziedebuut bij Van Oorschot. Eigenlijk leek hij te willen roepen: ‘Alles te danken aan het literaire tijdschrift!’ Los van het gegeven dat ik denk dat de poëzie van Marsman ook zonder haar debuut in Tirade gepubliceerd zou zijn geworden, talent wordt niet gemaakt door het literaire tijdschrift (ook al willen sommige tijdschriftredacteuren dat doen geloven), kun je tegenover het argument van Lindner talloze debutanten zetten die succesvol zijn uitgegeven zónder het literaire tijdschrift. Bakker, Treur, Victoria, Weijts. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
De brief van de schrijvers eindigt als volgt: ‘Wij roepen derhalve het parlement op deze ongefundeerde ingreep in de letterenwereld terug te draaien, de tijdschriften te blijven steunen die zo’n stimulerende en verbindende rol spelen in de literaire wereld, en de sector op een integere en professionele manier te betrekken bij de door de politiek gewenste ontwikkeling van haar subsidiebeleid in de letteren.’ De groep schrijvers wil niet inzien dat de literaire tijdschriften hun belangrijkste functies zijn kwijtgeraakt. Ze hebben een ‘verbindende’ rol? Onzin. Ze spelen, zoals eerder gezegd, slechts een marginale rol.
Het Nederlands Letterenfonds
Afgelopen week riep het Nederlands Letterenfonds, onder leiding van Henk Pröpper, schrijvers op om vanmiddag aanwezig te zijn bij de Mars der Beschaving. Het protest tegen de bezuinigingen van het kabinet op cultuur. ‘De lijst met deelnemers bestaat nu vooral uit mensen uit de podiumkunsten en de muziek, laat de literatuur daar ook vertegenwoordigd zijn,’ aldus het Letterenfonds. Opnieuw verbazingwekkend.
Pröpper had zijn kans eerder moeten grijpen. Hij beheerde de pot met de aan tonnen verkregen subsidies. Hij had de redacties van de literaire tijdschriften harder moeten aansturen en ze de weg moeten wijzen naar de digitale wereld. Het Nederlands Letterenfonds is steeds te afwachtend en te vrijblijvend geweest. Dan moet je nu niet gaan roepen en protesteren. Je had iets moeten doen.
Nu dreigen door de bezuinigingen sommige literaire tijdschriften te stoppen. Maar is dat erg? Nee. De tijdschriften hebben hun belangrijkste functies verloren. Ze doen er niet meer toe in het literaire veld, ze zijn hun symbolische kapitaal kwijtgeraakt. De afgelopen jaren konden de literaire tijdschriften de overstap maken naar het internet. Ze deden het niet of zijn niet zichtbaar genoeg. Daardoor zijn ze lezers kwijtgeraakt. Literaire tijdschriften hebben hiermee hun eigen ondergang bewerkstelligd.
Bart Temme
Goed gesproken. Tzum en De Contrabas laten zien hoe het moet, als je het mij vraagt, al ben ik niet helemaal objectief natuurlijk.
http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2011/06/literaire-tijdschriften-te-sequel-2.html
Beste Bart,
je schrijft: \”waarin ik met empirisch onderzoek aantoonde\” en Dat heeft mijn onderzoek in 2009 al laten zien\”. Beide beweringen zijn onwaar. Je onderzoek was methodologisch ondeugdelijk en berustte op incorrect feitenmateriaal. Dat heb ik nu eens \’bewezen\’ (http://www.nrcboeken.nl/nieuws/literaire-tijdschriften-twee+reacties#1). Maar jij en je handlangers hebben hun zin gekregen. We zullen zien wat er met het \’literaire veld\’ gaat gebeuren zonder tijdschriften. Dat veld is nu helemaal in handen van de steeds commerciëler wordende uitgevers. Tel uit je winst. Al ben ik bang dat de boekhandels, in jouw terminologie, nu aan de beurt zijn om hun \’eigen ondergang te bewerkstelligen.\’ Ik betreur het verdwijnen van boekhandels. Niet iedere verandering is een verbetering. Zo vind ik een met liefde gemaakt papieren literair tijdschrift nog steeds vele malen te verkiezen boven een \’site\’, en een gedicht boven een \’chat sessie\’ met een zich dichter noemend individu, en een fraai geformuleerd essay boven aanjagende \’content\’ voor een discussieforum of een \’blog\’. Maar het is een verloren zaak.
@Menno: als je echt had aangetoond dat de methodologie ondeugdelijk was, dan had je gelijk, nu geef je alleen jezelf gelijk. Wat ontbreekt in de discussie is het cijfermateriaal dat het tegendeel moet aantonen. Het grote heil dat al die literaire tijdschriften ons brengen is louter gebaseerd op aannames.
@Coen: punt 1. Als Bart mij zou hebben gevraagd of hij de volledige lijst van inzendingen aan de Revisor over de periode 2001 – 2010 zou hebben mogen inzien, dan zou hij dat hebben mogen doen, indien hij had beloofd vertrouwelijk met die informatie om te gaan. Ik heb dat cijfermateriaal. Het is alsof je tegen me zegt dat het niet waar is dat ik op 20 augustus jarig ben. Punt 2. Het ontgaat je blijkbaar dat mijn woordkeuze geïnspireerd was door die van Bart. Ten overvloede plaats ik het woord nog tussen aanhalingstekens. Hoe ver moet je gaan in het tegemoet komen van je lezers? Of speelt het internet daarbij ook al een destructieve rol? Punt 3. \’Het grote heil\’ – dat is een aanname van jou. We wilden mooie Revisor-nummers maken; dat is soms gelukt, soms ook niet. Laat ik tenslotte iets noemen: de PC Hooftprijs voor essayistiek is de afgelopen tien jaar een prijs voor non-fictie geworden. Het literaire essay, net als literatuur over literatuur, is aan het verdwijnen, hand in hand met het literaire tijdschrift. Dat is geen toeval.
@Menno: (1) ik weet dat je mijn onderzoek niets vindt. Je hebt destijds zelfs nog met de universiteit gebeld om je ongenoegen te delen over mijn scriptie. Dat heeft mij toen ook verbaasd. Ik heb niets anders gedaan dan geteld en geturfd. De cijfers spreken boekdelen. Maar goed, deze discussie hebben we in 2009 al uitgebreid gevoerd.
(2) Mochten de uitgevers de tijdschriften niet redden (ze kunnen nu laten zien hoeveel waarde ze aan hun tijdschriften hechten) en ze verdwijnen, dan denk ik dat het gemis niet groot zal zijn. Er zal weinig veranderen in het literaire veld. Ze spelen nu immers al een marginale rol.
(3) De boekhandels hebben inderdaad nu zwaar. Het is te hopen dat ze niet in dezelfde valkuil vallen als de literaire tijdschriften. De boekhandel moet zich vernieuwen en met de tijd meegaan (zoals de tijdschriften ook hadden moeten doen).
(4) Voor jou heeft papier meer waarde dan een website. Hier is sprake van een generatiekloof, vermoed ik. Een verhaal op internet of een gedicht op een website heeft voor mij niet minder waarde dan een verhaal of gedicht in een papieren tijdschrift. De verbetering zit niet alleen in publiekbereik. Digitale tijdschriften kunnen alleen door gebruik van sociale media honderden bezoekers per dag krijgen. Een essay kan op internet ook gemakkelijk uitgroeien tot een interessante discussie. De kwaliteit van de bijdragen hoeft – wanneer een kundige redactie toeziet – niet achteruit te gaan, zoals jij voordoet in je reactie.
Geachte heer Lievers,
U schrijft: \”Maar jij en je handlangers hebben hun zin gekregen.\”
Is dat niet een beetje… pathetisch? Ik snap het niet, alsof de \”goede zaak\” niet óók gediend wordt door Temme en zijn \”handlangers\”.
Uw opmerking stemt mij zelfs enigszins boos. Of nee, verdrietig. Al die verontwaardiging en al dat gezeur, en dat alleen omdat de slag verloren is.
De oorlog hoeft dat daarmee nog lang niet te zijn.
@Bart. Ik heb niet met de universiteit gebeld om mijn ongenoegen over jouw scriptie mee te delen. Ik wilde weten of jouw scriptie al was goedgekeurd of dat de berichtgeving in de NRC naar aanleiding van een nog goed te keuren Master-scriptie was geschreven. Dat maakt natuurlijk wel uit, als je daarop publiekelijk wil reageren, want in het eerste geval heeft de universiteit er een goedkeuringsstempel op geplakt in het tweede nog niet. Ik kreeg Gilles Dorleijn aan de telefoon die jouw scriptie-begeleider bleek te zijn. Hij heeft als voorzitter van de commissie die namens het NLPVF de literaire tijdschriften moest beoordelen jaar in jaar uit ervoor geijverd dat literaire bladen op het internet moesten verschijnen. Hij heeft mij veel duidelijk gemaakt. Natuurlijk heb ik in dat gesprek verteld wat ik van de scriptie vond, maar dat was niet de aanleiding om te bellen. Als dat zo is overgekomen, wil ik dat corrigeren.
Je kunt wel tellen en turven, maar als je koeien voor schapen aanziet hebben we daar niet zoveel aan.
De tijdschriften hadden nog altijd een oplage die hoger was dan dat van de gemiddelde dichtbundel, en dat vijf à zes keer per jaar. Zonder subsidie is dat niet mogelijk. Ze verdwijnen dus. Jij hebt daar in commissie je steentje aan bijgedragen.
Verder wens ik jou en de boekhandel alle goeds. Ik moet er niet aan denken dat er in het centrum van de stad geen boekhandels meer zijn.
Misschien is er sprake van een generatiekloof, maar ik ben op internet nog nergens een literair tijdschrift tegengekomen dat het ook maar in de verste verte haalt bij de oude papieren tijdschriften.
@ Menno: 1 Het gaat mij erom dat tijdschriftredacties al lang zelf hun bestaansrecht hadden kunnen bewijzen met cijfers. Dat wordt, ook nu nog, nagelaten. Zelfs de oplagecijfers krijgen we niet te horen. 2 Ik begrijp nu dat het ironische gebruik van het woord \’bewezen\’ nu ook op je eigen bijdrage in de NRC slaat? 3 Dat is geen aanname van mij, maar een verkorte weergave van \’Als schrijvers voelen wij het als onze plicht u te wijzen op de systeemfunctie van literaire tijdschriften in de ontwikkeling en bloei van de Nederlandstalige literatuur.\’ Toegegeven, niet alle heil wordt hierin vervat, maar de ontwikkeling en de bloei van de Nederlandse literatuur is toch ook al heel wat. Het citaat komt uit de protestbrief aan de Tweede Kamerleden en is mede ondertekend door Menno Lievers.
Begrijp me goed: ik gun elk literair tijdschrift een lang leven, maar betere argumentatie zou toch wel gewenst zijn. Het verdwijnen van het essay kun je zien in het licht van een groter cultuurpessimistisch geheel, maar misschien zorgt internet wel voor nieuwe genres. Bovendien kunnen die essays altijd in de krant. Of op een site. Als je een met cijfers onderbouwd essay schrijft ter verdediging van de literaire tijdschriften, dan plaats ik het hier direct.
@Chrétien. Vanwaar opeens dat \’u en dat \’geachte heer\’\’, dat doe je anders toch ook niet? Maar goed: ik kan me er inderdaad boos over maken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat als de ouderwetse kranten de literaire tijdschriften frequent hadden besproken, zoals \’vroeger\’, de neergang niet zo zou hebben plaatsgevonden. Jouw eigen contrabas kun je toch moeilijk een literair tijdschrift noemen. Dat is meer een soort \’Geen stijl\’ vol ongecontroleerde vuilspuiterij.
Toch kan ik de ontwikkelingen ook wel zonder boosheid bekijken. We zijn getuige van de ondergang van het negentiende eeuwse Bildungsideaal. Meerdere vreemde talen spreken, iets weten van verschillende kunsten en wetenschappen, de klassieke romans hebben gelezen, het behoort allemaal tot de verleden tijd. Tandenknarsend moet ik toegeven dat Nietzsche en Heidegger hun gelijk halen, iets wat Wouter Oudemans al in 1992 had gezien: http://www.oudemans.net/oudemans/afscheid.pdf
Ik kan daar wel boos over worden, maar dat is volkomen zinloos.
\” Dat is meer een soort ‘Geen stijl’ vol ongecontroleerde vuilspuiterij.\” Ja, tsja. Dan zijn we inderdaad uitgesproken. Of nu ja, toegesproken. Menno (het meneer was omdat ik je op onbekend terrein tegenkwam.)
Zo. Nu ga ik eens een roman van Flaubert herlezen, of Proust. Want ik vind het wel wat, dat Bildungsideaal.
@Menno: ik denk niet dat de literaire bijlagen van ouderwetse kranten de tijdschriften hadden kunnen redden. Hoeveel goede romans en dichtbundels worden er wekelijks wel niet besproken in de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw, maar vinden niet hun weg naar de lezer? Aandacht in de bijlagen betekent niet meer automatisch betere verkoopcijfers. Ook de bijlagen van kranten spelen steeds een marginalere rol. Daar zal over een paar jaar vast een onderzoek over verschijnen. Om je publiekbereik te verhogen heb je meer nodig dan ouderwets papier. Veel meer. Daar komen ook steeds meer kranten achter.
@Coen. Je kunt iets wat van waarde is niet in cijfers vangen. Wat is het belang in cijfers van het lopen van een marathon, van het uitrijden van een Elfstedentocht? Waardeoordelen zijn waarnemersafhankelijk, net zoals kleuren dat zijn. Als iemand die waarde niet ziet, dan zullen argumenten hem of haar nooit overtuigen. Dat geldt ook voor de weerlegging van een onderzoeksmethode. Als je mijn argumenten niet overtuigend vindt, dan houdt het op. Ik kan je moeilijk dwingen, net zo min als we de meerderheid van het Nederlandse volk en het kabinet kunnen dwingen kunst te subsidiëren. Als je waarde gelijkstelt aan economische, cijfermatige waarde, dan verliest de kunst het. Dit is nog maar het begin. Zulke processen beginnen met het treffen van de zwaksten, de machtelozen. Turf eens het aantal dichtbundels, essaybundels, korte verhalen bundels, experimentele romans, dat sinds 1990 bij de reguliere uitgeverijen verschenen is. Denk je dat dat een stijgende lijn is? En dan de andere kant: vraag eens in de klas of op de universiteit welk boek ze aan het lezen zijn. Wie leest er nog de krant? Je kunt het verdwijnen van literaire tijdschriften daar niet los van zien.
@ Chrétien. Ik wil dat wel toelichten. Je bent zeker zeer actief met het verversen van je site, maar je redigeert de discussiebijdragen niet of nauwelijks, waardoor die onleesbaar wordt. Bovendien controleer je de feiten die in die bijdragen staan niet. Dit zijn twee van de grote problemen van internetfora: waar trek je de ethische grens tussen toelaatbare en ontoelaatbare discussie en waar die tussen waarheid en onwaarheid? Net als zoveel anderen ga je de confrontatie met die problemen uit de weg, met als gevolg dat alles toelaatbaar en alles waar wordt.
De discussies worden wel degelijk gemodereerd, en ik herinner me van recente datum langlopende discussies die zeer goed te lezen waren (over Zwagerman; al begon Zwagerman daar zelf te schreeuwen, maar dat was maar even; over de tijdschriften nu, etc.)
Dat ik geen feiten controleer. Kom nou zeg. Wat krijgen wij nu?
Ik vind je suggestie op zijn minst merkwaardig. Maar ik kom er op terug!
@Menno: toch schiet die reactie tekort. Aan de ene kant bekritiseer je de onderzoeker die met cijfermateriaal komt, aan de andere kant geef je niet thuis als je om cijfermateriaal gevraagd wordt. We moeten die enorme waarde maar aannemen en als we dat niet doen dan zijn we onderdeel van je grote Verelendungstheorie.
Het aantal dichtbundels is denk ik sinds 1990 enorm toegenomen. De functie van de reguliere uitgeverijen is voor een deel overgenomen door andere, kleinere, uitgeverijen. De Contrabas (de uitgeverij) werd in die zin met lof overladen in het juryrapport van de C. Buddingh\’-prijs vorig jaar. Cijfermateriaal over uitgekomen dichtbundels heb ik alleen maar gelezen op De Contrabas (de site). Ik heb de afgelopen jaren ook nog genoeg korte verhalen gelezen. Sterker nog: het korte verhaal en de zkv zijn helemaal terug. Snijders won zelfs een prijs voor zijn oeuvre dit jaar. En als de reguliere uitgeverijen die boeken niet wil uitgeven, dan zijn er andere uitgeverijen opgestaan. Dat is de ontwikkeling!
Als ik aan mijn studenten vraag welk boek ze aan het lezen zijn, dan schrik ik soms van de antwoorden, maar in het algemeen zie ik juist een enorm enthousiasme voor lezen. Heel anders dan 28 jaar geleden toen ik Nederlands studeerde en mijn studiegenoten bijna niets lazen, nooit naar literaire avonden gingen en, ook toen al, geen enkel literair tijdschrift lazen.
Beste Menno,
Ik heb er nog eens over nagedacht en wil toch even reageren.
Het zwart maken van je \”tegenstander\” is een populistische manier van doen. Bovendien is het al zo vaak gedaan, dat je gerust van een nieuw cliché kunt spreken.
De vergelijking is tevens nogal bot voor de mensen die meewerken, mensen als Philip Hoorne, Willem Thies, A.H.J. Dautzenberg, Hanz Mirck, Abe de Vries, Eva Mouton etc etc… Mensen die allemaal stukken of illustraties bijdragen waar geen literair blad zich voor zou hoeven te schamen.
Daarnaast vraag ik me af waarom ik \”in jouw tijd\” altijd nummers van de Revisor kreeg, met het verzoek om erover te schrijven? Waren jullie zo masochistisch?
De echte discussie – en daarin staat Temme heel sterk – is die over de vraag of de tijdschriften hun rol in het centrum van de literaire cultuur niet een beetje, of een beetje veel, hebben verspeeld.
Tevens wijst hij er terecht op dat de websites van de meeste literaire bladen om te huilen zo slecht worden bijgehouden.
Die discussie ga je uit de weg, door je (ook al op beledigende wijze) te positioneren als iemand die de culturele bagage wél heeft, daar waar \”de anderen\” (mensen zoals ik) die niet hebben.
Etc.
Maar of the twain elkaar ooit in de armen zullen sluiten? Ja, als je met argumenten komt wel
Beste iedereen,
Een van de opmerkingen die Menno Lievers maakt is deze:
\”De tijdschriften hadden nog altijd een oplage die hoger was dan dat van de gemiddelde dichtbundel, en dat vijf à zes keer per jaar. Zonder subsidie is dat niet mogelijk.\”
Ja, inderdaad, zonder subsidie is dat niet mogelijk. Met genoeg subsidie kan je net zoveel exemplaren drukken als je wil, maar… hoe vind je de weg naar de lezer? Gerrit Komrij wees in zijn bijdrage in de lopende discussie al op dit probleem. Dat in feite neerkomt op het subsidiëren van de oudpapierhandel. Oók belangrijk, maar meer iets voor het Ministerie van Economische Zaken, me dunkt.
Ik heb een wat uitgebreidere reactie geschreven op dit stuk (en op Komrij, te lang voor de omments hier. Zie http://blogger.xs4all.nl/sqv/archive/2011/06/28/663179.aspx
Tja, wat kun je erop zeggen. Er worden zoveel interessantere dingen tegenwoordig in de literatuur gedaan dan waar literaire tijdschriften mee bezig zijn. Maar of je ze daarom moet korten? Bart Temme vergeet één ding: dat het kabinet bepaalt wat het fonds moet doen. Normaal gesproken heeft het fonds veel meer inzicht in waar zij haar geld aan besteedt. Kennelijk vind de auteur van het stuk dat zo\’n staatssecretaris die nog nooit een literair tijdschrift in handen heeft gehad zomaar het letterenfonds mag passeren, dat misschien niet perfect is, maar wél voor schrijvers opkomt – dit itt deheer Zijlstra.
Ook ik ben van mening dat literaire tijdschriften best zonder subsidie zouden kunnen bestaan, maar spreek niet de redacties erop aan dát ze subsidie ontvangen, doe dat bij het Letterenfonds: geef eens een ander voorstel hoe ze de letteren of de moeilijke genres kunnen ondersteunen. Spreek redacties enkel aan op de inhoud van het blad. (Hier zou ik willen schreeuwen tegen alle literaire tijdschriften: gebruik/misbruik NU de subsidie van het hele jaar en druk 50.000 nummers van een extra nummer om gratis rond te delen, waarin je duidelijk maakt dat jullie welzeker bestaansrecht hebben.) Dus Temme, zeg niet simpelweg dat het geld weggegooid is, en zeg niet dat het logisch is dat de letteren geen subsidie verdienen, want dan ga je echt voorbij aan een waardevol podium voor kort werk, een waardevol letterenfonds, een redelijk tot goede basis waarop de literatuur in Nederland kan bloeien en geef je Zijlstra gelijk die zegt dat schrijvers geen financiële ondersteuning nodig hebben, want met het schrijven van een boek zouden ze zichzelf moeten kunnen onderhouden. (Wacht maar tot het kabinet docenten gaat verplichten zelf geld te vragen voor de lessen die ze geven.)
Belangrijke vraag: Waarom zouden literaire tijdschriften een kweekvijver móéten zijn voor jonge auteurs? Kunnen ze niet gewoon een steuntje in de rug zijn reeds gepubliceerde auteurs?
@Luc: in de laatste alinea\’s van mijn stuk richt ik mij niet voor niets tot het Nederlands Letterenfonds. Ik spreek de redacties niet aan op het feit dat ze subsidie krijgen, ik vind het jammer dat het Nederlands Letterenfonds mijns inziens de subsidie niet goed heeft besteed. Ze zeiden twee jaar terug dat ze wilden dat de tijdschriften meer digitaal gaan (dat lijkt me een verstandige keuze – de voordelen hiervan heb ik al eerder benoemd). Er is weinig tot niets gebeurd. Zeer teleurstellend.
Redacteuren hebben vaak de indruk dat ik voor kwantiteit ben in plaats van kwaliteit. Maar het één sluit het ander niet uit. Een essay (een genre voor een klein publiek) kan prima op internet. Daar heb je geen papier voor nodig. Dit stuk heeft sinds publicatie al honderden lezers getrokken en talloze reacties uitgelokt (hier en elders). Het bewijs dat een literair tijdschrift digitaal levend had kunnen zijn. Nu verdorren de papieren tijdschriften; je moet je best doen om ze in de boekhandel te vinden. Veel bibliotheken kopen ze al niet meer in. Doodzonde.
Ik heb niet bedacht dat de tijdschriften een kweekvijver moet zijn voor jonge auteurs. Dat doen de tijdschriftredacteuren zelf. In artikelen en boekwerken noemen ze vaak zelf deze functie (zie mijn scriptie voor concrete citaten). Kijk ook naar de brief aan de Tweede Kamer. Ze zeggen dat ze beginnende schrijvers ondersteunen. Ze gebruiken het als argument tegen hun teloorgang. Prima, maar ik kon gemakkelijk aantonen dat ze helemaal geen kweekvijver meer zijn voor beginnende schrijvers. Weg argument.
@Bart,
Ik geloof helemaal in jouw scriptie. Ik heb niet het idee dat de functie \’kweekschool\’ nog van toepassing is op de literaire tijdschriften. Dan zouden ze namelijk hun kwaliteitsdrempel moeten verlagen voor beginnend auteurs, en ik geloof niet dat redacties dat willen doen. Overigens heb ik ook niet het idee dat ze vroeger die functie hadden. Wat ik eerder denk dat gebeurt is met literair tijdschriften: dat ze zodra ze startten nog te radicaal waren om gevestigde auteurs op te nemen, en dus de eerste jaren vooral jonge, nieuwe stemmen lieten klinken. Maar hoe ouder de tijdschriften werden, hoe gevestigder ook de redactie en hun link met het literaire gestel. En dan verliest een tijdschrift al snel de wil/noodzaak om nieuwe stemmen te laten klinken.
In die zin denk ik dat debutanten plaatsen nooit een \’functie\’ is geweest voor een literair tijdschrift, maar een \’gevolg\’/\’ontwikkeling\’ of hoe je het ook wilt noemen.
Subsidie. Subsidie wordt verleend aan een tijdschrift, niet omdat ze een functie als kweekschool hebben, maar omdat ze bestaan, omdat zij het enige papieren podium zijn waar auteurs in geheel literaire omgeving kunnen publiceren zonder dat er een commerciële eis aan hangt. Tijdschriften als VN en De Groene plaatsen geen poëzie, essays krijgen in een krant vaak de opiniefunctie, lange artikelen op internet sneeuwen onder tussen de links en alle andere media plaatsen artikelen alleen als ze aantrekkelijk zijn voor een groot publiek.
Waar kan een literair auteur nog terecht? Zijn uitgeverij? Steeds minder uitgevers zijn bereid poëzie, essays, lange goed onderbouwde kritieken of korte verhalen uit te geven. Wie is daar schuldig aan? De lezer? De uitgever? Het cultuurklimaat? Geen idee, zo is het nu eenmaal. Maar een kabinet dat op dit moment een Letterenfonds voorbij loopt en zegt: van de een op de andere dag geen cent meer voor literaire tijdschriften, daar kan ik heel kwaad om worden. (Hoezeer ook ik denk dat culturele instellingen zouden moeten ijveren zo zelfstandig mogelijk te zijn.)
En dan kom jij met een artikel over een niet bewezen functie van het literaire tijdschrift: hoe durf je juist op dít moment je scriptie in te zetten ter onderbouwing dat overheidsgeld fout besteed is. Dat de tijdschriften het zelf schuld zijn als er opeens een staatssecretaris opstaat die zegt: \’Wat kan mij die literaire auteurs toch schelen!\’
Ik reageer misschien fel, maar weet dat ik je geen ongelijk geef in veel van je meningen. Maar je komt op het verkeerde moment om met jouw kille statistische berekeningen de verkeerde bij te staan.
@Luc: Een beetje onzinnig argument. Bart heeft twee jaar geleden hetzelfde betoogd onder een centrum links kabinet. De aanvallen van de gesubsidieerde tijdschriftredacteuren waren toen hetzelfde.
Het zijpad dat je bewandelt: \’Steeds minder uitgevers zijn bereid poëzie, essays, lange goed onderbouwde kritieken of korte verhalen uit te geven. Wie is daar schuldig aan? De lezer? De uitgever? Het cultuurklimaat?\’ Id dat met cijfers onderbouwd. Welke schrijvers kan zijn essays niet meer kwijt dan, welke schrijver zijn korte verhalen? Ik weet nog wel een uitgeverij die essays en verhalen wil uitgeven. Jij ook? Volgens mij is de tendens dat er steeds meer verschijnt, steeds meer uitgeverijen bijkomen. Zelfs literaire tijdschriften worden nog steeds opgericht. Volgens mij valt het nog wel mee met dat cultuurklimaat.
Bart schrijft: \”Dit stuk heeft sinds publicatie al honderden lezers getrokken en talloze reacties uitgelokt (hier en elders). Het bewijs dat een literair tijdschrift digitaal levend had kunnen zijn. \”
Dat is helemaal waar. Maar daar moet één kanttekening bij gemaakt worden: dat komt omdat het een stuk is met een politieke bedoeling t.a.v. de infrastructuur van de literatuur. Het is dus niet een beschouwing over literatuur, maar over de literaire wereld. Dat levert altijd meer discussie op. Lievers bv. reageert omdat hij zichzelf aangevallen voelt, meer dan de literatuur die hij voorstaat. Dat hierover polemiek gevoerd wordt lijkt mij nuttig en handig, maar ik mag hopen dat literatuur algemeen een wat bredere insteek heeft.
Daarnaast heb ik, na 15 jaar internet-discussie-ervaring, één belangrijke hoofdwet ontdekt: het zijn niet de meest briljante stukken die de meeste discussie uitlokken. Ik bedoel dat niet als diskwalificatie van je standpunt hier. Maar op een genuanceerde, complexe analyse wordt zelden meteen gereageerd; op een mening, zeker als die iets rellerigs heeft, heel snel. Het is ook om die reden dat ik zo sterk twijfel aan de waarde van het \”literair debat\” zoals dat vaak op internet wordt gevoerd. Ik vind dat meestal meer debat dan literair. Ook leuk natuurlijk, en ongetwijfeld heeft het zijn nut, maar opnieuw, van literatuur verwacht ik meer.
@Coen. Internet verschaft een podium aan de talentlozen. Lucs argument is helemaal niet onzinnig. Je begrijpt het toch? Het is bovendien niet onwaar, maar waar. Ik herhaal maar even wat ik net op Facebook heb neergezet: Bart Temme is als iemand die een winkelruit ingooit en dan tijdens de opheffingsuitverkoop de winkelier zelfvoldaan komt vertellen dat het faillissement diens eigen schuld is.
Ik heb het niet over de literatuur zelf. Die kan gemaakt worden met of zonder ondersteuning. En ik ben het helemaal met je eens dat er ook literaire tijdschriften opgericht en voortgezet kunnen worden zonder staatssubsidie. Echter waarom kan een mooi, klassiek tijdschrift met hoogstaande teksten dat het moeilijk heeft niet ondersteund worden? Omdat het geen tijdschrift meer is (Revisor) of bij een commerciële uitgever is ingelijfd (he, ook Revisor)? Er zijn veel meer dan die twee – er zijn zelfs legio redenen te verzinnen om de subsidie af te schaffen. Maar waarom zeggen niet alle literatuurliefhebbers (zelfs de literatuurliefhebbers die op internet te vinden zijn): we koesteren deze bladen. Het is een prachtig podium en het is misschien geen kweekvijver, maar voor velen wel een eer/streven/plezier/klein zakcentje erin te publiceren.
Overigens is het opvallend dat er geen enkel papieren tijdschrift met subsidie roept: \’prima! dan maar geen subsidie. Dan doen we het wel zonder de staat!\’
En even opvallend is het dat iedereen die iets met digitale tijdschriften te maken heeft, roept: \’al die papieren bladen met subsidie mogen wat mij betreft verdwijnen!\’
(Bij Karaat is de gedachte: we willen niet eens subsidie van dat zootje onbenullen in het kabinet. Als we ervoor in aanmerking zouden komen, mogen zij bij ons aankloppen om het te komen overhandigen.)
@Luc (je eerdere reactie): dus omdat we nu een rechts kabinet hebben, moet ik mijn eerdere mening aanpassen? En ineens de literaire tijdschriften loven, omdat ze toch iets op internet hebben gedaan (literairetijdschriften.org). Ik pieker er niet over. Wat zijn mijn eerdere reacties en de aanbevelingen in mijn scriptie uit 2009 dan nog waard? Ik sta nog steeds achter mijn eerdere punten. Welk kabinet in Nederland ook de boel gaande probeert te houden. Ik laat me niet leiden door emoties, maar door feiten.
@Menno: leuke beeldspraak, maar het is gemakkelijk te weerleggen. De literaire tijdschriften hebben hun eigen ruiten ingegooid en wijzen nu naar iemand anders.
@Bart
Waarom kun je niet gewoon zeggen: in de kweekvijverfunctie en op internet falen de literaire tijdschriften finaal, en dat zou een reden kunnen zijn om ze subsidie af te nemen. Maar de reden die het kabinet heeft om (beter gezegd: het zonder reden) geld af te nemen van literair tijdschriften, daar ben ik het absoluut niet mee eens!
Daarom schreef ik:
<>
(Er viel iets weg door gebruik van haakjes, hieronder de rest)
Daarom schreef ik:
Ik reageer misschien fel, maar weet dat ik je geen ongelijk geef in veel van je meningen. Maar je komt op het verkeerde moment om met jouw kille statistische berekeningen de verkeerde bij te staan.
@Bart. Zo krijgen we een interessante regressus. De boekhandelaren gooien natuurlijk ook hun eigen ruiten in, en de literaire uitgevers vanzelfsprekend (http://depapierenman.nl/blog/2011/6/29/grote%2Dherschikkingen%2Dbij%2Dwpg%2Duitgeverijen%2Dop%2Dtil) om over de literaire auteurs nog maar te zwijgen. Moeten ze maar niet dichten en eindelijke eens verkoopbare E- boeken gaan schrijven. \”Ik heb Bart Temme aanvankelijk voor een geestdriftige jongeman gehouden, een student die nog heel wat leren moest, maar die dit, mocht men hopen, nog wel leren zou. Nu ik zijn essay lees en zijn bijdrage aan de discussie, begin ik tot een andere mening over te hellen.\” I am powerless in the face of so much stupidity. So long Bart. Je wordt vast nog wel eens ergens beleidsambtenaar.
@Luc: de één-na-laatste zin uit je eerdere reactie waardeerde ik. Wees gerust, je kwam niet fel over. Ik heb ergere dingen gelezen de afgelopen dagen.
@Menno: ik denk dat je vergist door het literaire tijdschrift steeds te vergelijken met de boekhandel en de literaire uitgeverijen. Andere geschiedenis, andere functies, ongesubsidieerd. Je doet dit waarschijnlijk om andere concrete vragen in jouw richting te ontwijken. Schrijf een essay, kom met cijfermateriaal waarin je écht aantoont dat ik het mis heb. We plaatsen het meteen hier op Tzum. Wellicht is NRC Handelsblad ook nog geïnteresseerd. En ja, fijn dat je denkt te weten hoe het me zal vergaan. Welterusten voor straks!
Maar onderschrijf je deze opinie dan niet?:
\”in de kweekvijverfunctie en op internet falen de literaire tijdschriften finaal, en dat zou een reden kunnen zijn om ze subsidie af te nemen. Maar de reden die het kabinet geeft om (beter gezegd: het zonder reden) geld af te nemen van literair tijdschriften, daar ben ik het absoluut niet mee eens!\”
Dat is mijn vraag. Ik denk dat juist de blogs, internettijdschriften, websites, digitale discussiesites op dit moment hulp moeten bieden aan papieren tijdschriften. Bij Tzum is het misschien een beetje vreemd, omdat jullie zowel papier als digitaal zijn. Maar ik waarom gaan bijvoorbeeld De Reactor en De Revisor niet samen?
Zo heb ik vandaag De Contrabas benaderd of ze een digitaal podium voor onze totaal onverkoopbare, ongesubsidieerde reeks op http://www.debibliotheekvanmorel.nl willen vormen. Juist nu zouden de internetvoorstanders in de literatuur moeten zeggen: \’Wij zijn het niet eens dat onze natuurlijke vijand – het gesubsidieerd papier – zomaar aan de kant wordt geschoven.\’
(En misschien moet die papieren redacteur wel zeggen: \’En nu is het genoeg geweest – volgende week sturen wij een literair tijdschrift naar de drukker met álle levende Nobelprijswinnaars in vertaling, en dat sturen we op krantenpapier met het NRC mee naar 160.000 (?) NRC-leden, en daarvoor misbruiken we alle subsidie van 2011 en 2012 en we zullen laten zien dat we daarmee 4.000 leden werven om daarna nooit meer afhankelijk te hoeven zijn van een kabinet.\’)
De Contrabas heeft overigens \”Ja graag\” gezegd.
Hartelijk dank voor deze boeiende discussie, die ik zeer waarschijnlijk niet had gelezen als het in een papieren tijdschrift had gestaan. Persoonlijk ben ik een groot liefhebber van digitale fora, vooral omdat ze me van een platform voorzien in mijn thuismarkt (Zuid-Afrika) en daarbuiten, maar ik ben ook bijzonder trots als een van mijn stukken in een papieren tijdschrift verschijnt. Waarom dan niet de digitale fora/tijdschriften als proeftuin of kladblok beschouwen voor papieren edities die bijvoorbeeld twee keer per jaar uitkomen? Schrijvers die essays of verhalen plaatsen op de digitale fora, of bijdragen aan het debat, worden uitgenodigd om hun stukken/meningen verder uit te werken zodat ze in de papieren editie geplaatst kunnen worden. Ik vermoed dat zo\’n benadering niet alleen meer bijdragen en lezers zou trekken, maar ook (digitale) advertentieinkomsten van uitgevers en boekhandels zou generen.
Deze dynamiek zou verder versterkt kunnen worden door schrijvers actief te benaderen om bij te dragen aan een bepaalde discussie, maar ook door schrijfwedstrijden te organiseren, die jong talent de kans bieden om van zichzelf te laten horen. In de Engelstalige markt zijn er legio voorbeelden van literaire tijdschriften die met deze aanpak veel succes boeken en nieuwe lezers weten aan te spreken.
@ Menno: even los van de onzinnige vergelijkingen, ja internet verschaft een podium aan de talentlozen. Dat klopt. Maar internet verschaft ook een podium aan de talentvollen. Dat talent kunnen goede tijdschriftredacties in goede banen leiden als ze digitaal leren denken. Niet het medium bepaalt wat kwaliteit is, maar de redacties bepalen dat.
@ Luc: ik ben helemaal niet tegen het afschaffen van literaire tijdschriften. Af en toe lees ik er zelfs eentje. Ik vind de stelling dat die blaadjes, met soms niet meer dan honderd abonnees, in hun eentje de (literaire) beschaving vormen vrij potsierlijk.
@Coen: hoewel ik een groot voorstander van het literaire tijdschrift ben (en desnoods op papier!) en er heel soms zelfs een lees kan ik me niet herinneren iemand ooit die stelling, die jij terecht potsierlijk noemt, te hebben horen verdedigen.
Trouwens, daarnaast ben ik een voorstander van internet. Ik gebruik internet voor (literaire) discussie al veel langer dan dat ik tijdschriften lees. Dat ik literaire tijdschriften verdedig is dus een soort atavisme. Ik heb er dingen gevonden die ik online nog niet was tegengekomen.
@Coen, wie heeft het er in hemelsnaam over dat die blaadjes de beschaving zijn? De beschaving is een ongeschreven stel regels die zorgt dat wij hier kunnen discussiëren, misschien elkaars meningen kunnen veranderen, dat we wat waardevol is in waarde laten (met of zonder subsidie) en dat we mensen die die beschaving schade willen aandoen op hun plek kunnen zetten.
Het gaat hier niet meteen om het afwijzen van subsidie aan die bladen, maar om het per direct alle lucht ontnemen van die podia voor het korte werk. Maak me niet wijs dat al die auteurs die daar in tien jaar in schreven (4000? 4000!) hetzelfde daarvoor terugkrijgen op internet. De mogelijkheden van internet zijn er, maar niet van de een op andere dag.
Ik lees de meningen van papieren redacteuren en ben het er niet overal mee eens, en ik lees meningen van digitale bloggers en ook met hen ben ik het niet eens. Maar we zijn allemaal liefhebbers van literatuur, en zouden het liefste hebben dat al onze literaire producten een groot publiek vinden. Revisor wordt oprecht door 400 man gelezen, deze discussie zal ook niet meer dan 400 oprechte lezers krijgen (zelfs al krijg je 2000 unieke bezoekers vandaag, die krijgt de revisor ook in de boekhandel). Het gaat nu om te laten zien dat een kabinet niet zomaar vanaf een luie stoel kan roepen – door meteen het Letterenfonds te passeren – dat de literaire tijdschriften geen geld meer krijgen.
Je bent het toch ook niet eens dat andere podia (reisopera, wereldomroep) per direct faillisement moeten aanvragen? Laat je rancune eens los tegenover papieren bladen. Ik ben het met je eens: laat die bladen eens iets opzienbarends doen, laat ze eens zien waarom ze nu nog subsidie moeten krijgen. Maar dat is niet de reden van het kabinet om de stekker eruit te trekken. Hun reden is moedwillig een podium de nek omdraaien. Ik zou bijna zeggen dat ze zoals in Oostbloktijden (of zoals in huidig Italië) na het afschaffen van vrije kunsten, straks alleen nog kabinet-vriendelijke werken in die overlevende media willen zien.
Ik las (niet) toevallig gisteren \’Il fascismo e la cultura\’, een kort essay dat Pavese in 1945 schreef. Ik zal een paar regeltjes vrij vertalen:
\”Ongelukkigerwijs was het fascisme nog slechter dan we voorheen aannamen … zodra ze de ene wet hadden aangenomen, verslechterden ze een andere; zodra ze de ene tegenstander hadden uitgeschakeld, hadden ze al weer een nieuwe gevonden. \’Veel vijanden, grote overwinningen\’. We gingen richting de ondergang, en de cultuurwereld wist het. We hadden het al die tijd geweten.\”
Zijn deze laatste alinea\’s \’over the top\’? Ik geloof niet dat fascisme in het spel is vandaag de dag, maar wel iets dat veel elementen eruit heeft overgenomen.
En misschien overdrijf ik inderdaad met dat stukje van Pavese. Maar alles wijst erop alsof het kabinet heeft besloten dat zij rechtstreeks invloed willen hebben op de programmering en inhoud van media. Het begint met het eisen van 35% Nederlandse muziek. Wie weet: straks willen ze enkel nog autochtone auteurs in literaire tijdschriften en mag er geen allochtone boekenweekauteur meer. (Bij dat laatste kun je gniffelen na afgelopen boekenweek, maar als je nagaat dat het kabinet het begrip allochtoon wil verruimen tot de derde generatie, zou je over al deze toevalligheden eens moeten nadenken.)
Daarom zeg ik: misschien heb je altijd gedacht dat subsidies bij de verkeerde tijdschriften terecht komen. Maar het afsnoeren per direct van subsidie aan literaire tijdschriften en andere vrije media mag niet zomaar gebeuren.
Nee, Luc, je overdrijft niet. Het zijn enkel internationale verdragen die de machthebbers van nu nog in toom kunnen houden.
En hier raak je de kern: \”Het gaat nu om te laten zien dat een kabinet niet zomaar vanaf een luie stoel kan roepen – door meteen het Letterenfonds te passeren – dat de literaire tijdschriften geen geld meer krijgen.\”
De discussie papier-internet is niet ongeldig, maar wel een volkomen ondergeschikte discussie als het over het huidige cultuurbeleid gaat.
@Luc: toch een merkwaardige manier van discussiëren. Als je het niet met jou eens bent, dan ben je opeens rancuneus en dan plaats je me zelfs in de fascistische hoek. De wet van Godwin gaat weer op.
De Revisor (om maar een van je vele foute redeneringen te pakken) wordt niet door 2000 mensen bezocht in de boekhandel. Je kunt aan elke boekhandelaar vragen hoe dood de plank met literaire tijdschriften is. Ik kan bij een website tenminste nog aantonen hoeveel mensen er zijn geweest en hoe lang ze zijn gebleven (op dit moment 653 mensen, waarvan 490 unieke en ze zijn gemiddeld vijf minuten en vijftig seconden op deze pagina gebleven). Wat ik vraag is dat de literaire tijdschriften hun waarde moeten onderbouwen of ze moeten niet zo hoog van de toren blazen en gewoon een blaadje maken. Meer is het niet hoor. Zo als hengelsporters een blaadje maken voor de leden van de hengelsportvereniging, maken schrijvers een blaadje voor literatuurliefhebbers. Iedereen mag van mij altijd subsidie krijgen (heb ik ook vroeger al gezegd), maar je mag dan wel aantonen wat je gedaan hebt. Op het gebied van digitalisering is dat bijvoorbeeld verdomd weinig.
Je stukje begint met de geagiteerde vraag: \’wie heeft het er in hemelsnaam over dat die blaadjes de beschaving zijn?\’ en eindigt met een citaat over het fascisme. Jij legt de link tussen de beleidsmaatregelen van het kabinet en het fascisme en plaats ons dus in die hoek. Daarmee doe jij hier wat eerder ook al op andere fora gebeurde: jij en de Samuel Vriezens en Arnoud van Ardichems staan aan de goede kant en mensen die het met je oneens zijn aan de slechte kant. Van intellectuelen verwacht ik toch betere argumenten.
Ik zeg helemaal niet dat wij aan verschillende kanten staan, Coen, juist het tegenoverstelde: dat wij hetzelfde willen: literatuur bevorderen, literatuurdiscussies bevorderen. Ik wil alleen waarschuwen voor het inperken van media, en kan nu al zien dat er eisen worden gesteld aan het ontvangen van subsidie – eisen die waarschijnlijk allemaal ten faveure komen van degene die over de pot met geld gaat.
En fascisme. Nee, ik heb het over de constructies die opgelegd worden door machthebbenden. Berlusconi is geen fascist. Het oostblok was niet fascistisch. Ons kabinet is ook niet fascistisch.
@Coen: Heb ik het over mensen gehad die aan de verkeerde kant staan? Kan best zijn hoor, ik ben geen ethisch relativist. Maar ook in deze discussie? Graag zou ik weten waar dat het geval is, want ik kan het me niet herinneren. Wellicht heb ik iets te herroepen.
Als buitenstaander (en kind van de Engelse traditie) valt het me op dat dit soort discussies (gisteren ook op De Contrabas) lijken te struikelen over details, waardoor de essentie verloren gaat. Vanuit mijn optiek zijn jullie het grotendeels met elkaar eens en delen jullie een grote passie voor de literatuur, maar het is alsof er een soort hypergevoeligheid heerst, die constructieve samenwerking in de weg zit. Ik neem aan dat ieder daar zijn redenen voor heeft, maar ik vind het zonde dat er, vooral in deze onzekere en veranderlijke tijden, zo weinig een weg naar cooperatie en begrip wordt gezocht. Er wordt een schat aan kennis en passie hierboven geëtaleerd (vanuit mijn bescheiden optiek), maar het lijkt vooral te worden aangewend voor het beconcurreren van elkaar. Daardoor wordt het moeilijk voor buitenstaanders om een constructieve bijdrage te leveren aan het debat. Ik wil graag een potje meevoetballen, maar dat is moeilijk als de beste, meest talentvolle spelers zich vooral bezig lijken te houden met het uitdelen van doodsschoppen aan elkaar.
Wel, er zijn volgens mij twee discussies.
Ten eerste papieren tijdschriften versus internet. Dat hier van vijandschappen en van verkeerde kanten en dergelijke sprake is, begrijp ik ook niet. Maar in de discussie lijkt het soms alsof de literaire tijdschriften op papier een elitair zelfgenoegzaam clubje zouden zijn dat niet genoeg doet om met zijn tijd mee te gaan, en dat het internet een democratischer soort literatuur zou toestaan, dat niet serieus genomen zou worden door de tijdschriftenwereld. Binnen die discussie is mijn positie de volgende: ik ben vóór literaire tijdschriften op papier of online, ik ben óók vóór literaire discussiefora op papier of online, en volgens mij zijn dat allemaal heel verschillende dingen en vormen die elkaar bij voorkeur zo veel mogelijk ruimte zouden moeten gunnen.
Binnen die discussie speelt Temmes onderzoek een omstreden rol. Vanuit mijn perspectief gaat de scriptie niet in op hoe ikzelf de literaire tijdschriften waardeer, namelijk niet vanuit een of andere \”functie binnen het bestel\”, maar als vormen van een literaire praktijk, die anders is dan het uitgeven van boeken of het voeren van discussies. Een tijdschrift is een eigen literaire omgeving. Het verschijnt af en toe en wordt door een redactie wordt samengesteld uit bijdragen van verschillende auteurs. In die omgeving gedijen sommige soorten teksten beter dan ze in andere omgevingen zouden doen, en voor mij zit uitsluitend daarin de waarde van een tijdschrift. Omdat Temmes scriptie vooral inzoomt op bepaalde technocratische criteria, die kennelijk vaak gehanteerd worden binnen het literatuurbeleidswezen, kan ikzelf niet zoveel met zijn scriptie, en vind ik het lastig als hij wordt aangehaald in discussies die over het wezen van de tijdschriften gaan.
De tweede discussie is die tussen literatuur en de overheid. Ik ben zelf van mening dat het cultuurbeleid een uitvloeisel is van een populistische politiek die zich tegen elites richt, maar die in de praktijk probeert vooral het conformisme en het conservatisme in de cultuur te steunen en de rest over te laten aan een \”vrije markt\”, wat praktisch gezien neerkomt op het afschaffen van complete takken van de cultuur. Een bewust nagestreefd doel van culturele disciplinering, volgens mij.
Het grootste probleem in deze discussie hier is dat die twee discussies elkaar op een onzalige manier raken. Daardoor lijkt b.v. Coen te denken dat hij als fascist wordt neergezet. Terwijl dat volgens mij niet zo is.
Heel in het kort dus:
Ik wens Coen en Tzum en alle andere periodieken zoveel mogelijk succes, en hoop dat papieren tijdschriften en websites allen zullen bloeien. Ik wil dat de cultuurpolitiek van VVD, CDA, PVV omvergeworpen wordt. Ik denk dat de mediale discussie en de politieke discussie gescheiden moeten blijven.
Als buitenstaander en relatieve nieuwkomer zie ik ook steeds op de achtergrond de kwestie van het wel of niet ontvangen van subsidies een rol spelen. Ik wil geen olie op het vuur gooien, maar dit lijkt een wig te drijven tussen de papieren en digitale \’bladen\’. Ik weet hier niet het fijne van, maar ik hoop dat de huidige omstandigheden tot een toenadering leidt. Dat zou mijns inziens grote voordelen hebben. (Zie mijn opmerking van gisteren.)
Leuk toch, Richard, die discussies? Af en toe hoort men elkaar even in de haren te vliegen. En inderdaad, Samuel, ik zou Coen niet voor fascist durven uitmaken. Noch Bart. Ik hoop dat dat ingezien wordt.
Maar het komt helemaal goed. In beginsel zijn Coen en ik het namelijk gewoon met elkaar eens.
Maar laten we de het fascisme-gedeelte schrappen. Zou ik ook niet heel sterk vinden als iemand dat zou inbrengen in een discussie. Blijft over dat ik denk dat een kabinet geen bevoegdheid heeft om een kunstenaar die subsidie ontvangt bij te sturen in zijn kunst, zijn artistieke richting of in de programmering van diens medium/media.
Een subsidie ken je toe omdat een artistieke partij (kunstenaar, groep, medium) waardevol optreedt. Niet omdat een artistieke partij doet wat een kabinet graag ziet: Nederlandse muziek draaien, schrijven over hoe NL in de jaren zestig was, rechtse programma\’s uitzenden, het massapubliek bereiken.
Daarbij vond ik het ook niet goed dat een jaar of zes, zeven geleden artistieke gezelschappen eerder subsidie kregen wanneer ze allochtonen probeerden te bereiken, noch zou ik het goed vinden als subsidie eerder naar geengageerde kunst zou gaan.
Maar het lijkt nu juist wel die richting op te gaan: dat het kabinet én zelf wil kiezen welke media het steunt, en de overblijvende media gaat aanspreken op programmering. En daarom mijn betoog hierboven.
Het is zeker boeiend om te aanschouwen, Luc, van een afstand. Maar nu ik er middenin zit voelt het een beetje alsof ik, gewapend met twee bananen, in een loopgravenoorlog ben terechtgekomen. Ik hou me niet zo bezig met wie subsidie krijgt en waarom en wat ze ermee doen. Ik kan dat ook niet goed beoordelen en ik ga ervan uit dat er zo zorgvuldig mogelijk te werk wordt gegaan. Wellicht is dat wat naïef, maar ik steek mijn energie toch liever in het zoeken naar verbanden en overeenkomsten die tot nieuwe ideeën en initiatieven leiden. Hoewel ik er meteen aan toevoeg dat de kritische beschouwing van dit soort zaken essentieel is. Ik vind het alleen jammer dat het de boventoon lijkt te voeren en steeds in iedere discussie weer de kop op steekt. En dan denk ik al snel: helm op en wegwezen. Komen die twee bananen toch nog goed van pas als noodrantsoen.
@ Samuel: kijk naar de eerste drie alinea\’s van het stuk dat je op jouw site zette als reactie. Daar begin je met zinnen als \’Want vergeet niet, vrienden: dat de schoften die over ons heersen ons stuk willen hebben, is ook een groot compliment.\’ Je plaatst (ik weet niet of je dat nog impliciet kunt noemen) Temme in die hoek, terwijl je zelf automatisch aan de goede kant staat, want jij stelt je teweer tegen die schoften. Dat gebeurt hier door Luc, op Facebook door Van Adrichem en Lucas Hüsgen, terwijl de discussie daar niet over gaat. Het is alleen maar een manier om de \’tegenstander\’ (in dit geval Temme) zwart te maken.
Temme is trouwens niet tegen literaire tijdschriften. Hij publiceert bijvoorbeeld in de nieuwe papieren Tzum en is één van de drijvende krachten achter de website van Tzum. Op Tzum hebben we ook aandacht besteed aan collega\’s van ons. Temme heeft een onderzoek gedaan naar de functie van literaire tijdschriften. De functie-eisen vind je technocratisch, dat kan, maar dat zijn de eisen die tijdschriften en subsidiegevers zelf vaak noemen. Ik vind het best als je andere eisen stelt aan literaire tijdschriften (dat doe ik zelf ook), maar er blijft wel een belangrijke vraag steeds onbeantwoord, ook door jou, namelijk: is er een ondergrens (in abonnee-aantallen) voor subsidie en zo ja, waar ligt die grens dan? Ik vind het prachtig als iemand een blad maakt voor twintig andere mensen, maar moet de overheid daaraan meebetalen? Ik denk het niet. Wij hebben bij Tzum zo\’n 140 abonnees en toen wij subsidie aanvroegen (maar niet kregen) schaamde ik me voor dat lage aantal, niet wetend dat we absoluut niet het kleinste literaire tijdschrift waren. In vergelijking met andere literaire bladen vind ik dat wij het nog niet zo slecht hebben gedaan om een groter publiek te bereiken. De Tzum-site is dan ook een aanvulling op de papieren Tzum (in ons geval).
@Luc: volgens mij heeft de regering nergens aangegeven wat literaire tijdschriften moesten opnemen in hun kolommen.
Lees overigens een mooi interview met Richard de Nooy in de laatste Tzum! (Laatste niet in de betekenis dat er geen meer komt).
@Coen: nee, ik plaats Temme niet in de hoek van de schoften die over ons heersen.
Het is waar dat mijn stuk óók tegen Temmes positie stelling neemt. Maar nergens stel ik hem op één lijn met de regering. Dat zou grote onzin zijn. Wat ik hem wel kwalijk neem (en Komrij nog meer) is dat hij twee discussies vermengt die volgens mij niet vermengd moeten worden.
Zal ik een verschil maken tussen een vijand en een opponent? Het verschil is dat de vijand weg moet. In mijn stuk zijn zowel Temme als Komrij opponent en onze regering vijand.
De vraag over minimum aantallen ga ik inderdaad uit de weg. Ik vind dat geen literaire discussie. Een blad voor 20 mensen zou ik waarschijnlijk inderdaad een beetje merkwaardig vinden en ik zou me vermoedelijk niet geroepen voelen eraan mee te werken, maar zelfs 20 mensen kunnen er veel zijn – er zijn vakgebieden in de wiskunde die nog kleiner zijn dan dat en waar toch belangrijke dingen ontdekt worden. Net zo kan een miljoen mensen te weinig zijn. Het is dus op zijn best een beleidsdiscussie, en die weiger ik te voeren, omdat ik geen beleidsverantwoordelijkheid wil dragen.