Recensie: Eric de Kuyper – Applaus
Liefdevol, gedetailleerd
Wie ooit begonnen is in Aan zee en De hoed van tante Jeannot, de autobiografische boeken die Eric de Kuyper aan het eind van de tachtiger jaren publiceerde, is voor altijd een fan. Ik kan me althans niet voorstellen dat je daarna niet alles van deze schrijver zou willen bezitten. De Kuyper is er voor mensen die houden van slow reading; een herinnering wordt volledig uitgewerkt en kan pagina’s duren. Er gebeurt niet veel, het zijn geen romans met een kop en een staart, maar herinnerde dagboeken. Liefdevol, gedetailleerd.
Applaus is het laatste deel in een inmiddels indrukwekkende rij boeken die je kunt beschouwen als een eenheid. Ook in de vormgeving van het boek zie je dat terug. Uitgeverij Vantilt heeft de vormgeving van uitgeverij SUN, de eerdere uitgever van De Kuyper, voortgezet. De laatste jaren groepeert De Kuyper zijn essayistische gedachten rond een bepaald thema, deze keer is het de beurt aan het theater, de opera, dans, architectuur en lectuur.
Het is ondoenlijk om een recensie van dit boek te schrijven. De Kuyper heeft behartenswaardige zaken te vertellen over zijn theaterbezoek die hij baseert op tientallen jaren vol theaterervaringen, die hem vrijelijk associërend van het ene naar het andere onderwerp leiden. Al jong reist hij naar Duitse en Britse theaters (later ook als recensent) om te zien wat er gebeurt. Bijzonder boeiend vond ik zijn notities over stadsgezelschappen in Duitse steden. Gezelschappen die een hele reeks klassiekers op het repertoire hebben staan en die alternerend in hun eigen theater opvoeren. Zo kom je nog eens in contact met een meesterwerk in je eigen stad. De Kuyper kent de theorievorming over opvoeringspraktijken, hij weet hoe gezelschappen in elkaar zitten, hij kent de macht van het publiek, hij zou over alles boeiend kunnen schrijven. Na te vertellen is het niet.
Neem nu bijvoorbeeld het applaus. De Kuyper kan 24 bladzijden vertellen over de verschillende aspecten van het geven van applaus. Je vraagt je af waarom je daar zelf niet zo op let. Hoe je een applaus geeft, hoe je een applaus in ontvangst neemt. Hoe een publiek verdeeld kan zijn in boe- en bravoroepers. De vraag waarom je als docent geen applaus krijgt en als je een lezing geeft met dezelfde inhoud wel. Hoe je applaus kunt uitmelken. Waarom Oost-Europese acteurs vroeger terugklapten. Hoe critici het applaus van het publiek weer interpreteren in recensies. ‘Das Publikum feierte die Produktion lange und stürmisch.’ In Nederland is het applaus wat weerbarstiger omdat wij de gewoonte hebben om elke voorstelling een staande ovatie te geven. Volgens De Kuyper een merkwaardige gewoonte.
Ik interpreteer het altijd als volgt: het is een beleefdheidsformule en een teken dat men eigenlijk de zaal zo snel mogelijk wil verlaten en naar de garderobe wil rennen. Het Nederlandse applaus is dus het omgekeerde van het applaus: allemaal samen verklaren we dat het nu wel genoeg is geweest. Dat we naar bed of naar de kroeg willen.
Wie De Kuyper leest krijgt vooral zin om zelf weer naar het theater te gaan en alle details in je op te nemen die je daarvoor ontgaan waren. Het zijn vooral die details die dit boek zo rijk maken en je confronteren met je eigen oppervlakkige kijk op de werkelijkheid. Het voorlaatste hoofdstuk gaat over de boeken die De Kuyper vroeger las en waardoor hij gevormd is. Een leesautobiografie in optima forma. Maar hij schrijft ook over het (gebrek aan) nut van de canon, het belang van scholing (Bildung) en de beste manier om kennis over te dragen. Daarbij koppelt hij opnieuw herinneringen (aan zijn eigen docenten) aan anekdotische ervaringen in het heden (een neefje dat een wargame speelt) en daar tussendoor formuleert hij heel eigenzinnig zijn visie op het onderwerp.
Toch is het bij elke vorm van pedagogiek en didactiek nodig dat er een affectieve band bestaat en dat geldt ook op het gebied van het creative proces (…). Er is behoefte aan een buitenstaander die talent kan doen ontluiken, die talent kan prikkelen en dat niet enkel doet vanuit een professionele bekommernis, maar ook vanuit een persoonlijke binding. Dat kan evengoed gebeuren – waarom niet? – vanuit de kring van het gezin of de school. Belangrijk is dat er een intieme band ontstaat, een bijzondere interesse gericht op de eigenzinnige intelligentie van de ‘Bildungsmoeë’; iemand die een andere vorm van intelligentie weet te mobiliseren daar waar gewoonlijk van domheid wordt gesproken.
Dat is treffend verwoord. Niet alleen voor wat er in goed onderwijs zou moeten gebeuren, het is volgens mij ook precies wat er gebeurt tussen lezer en De Kuyper tijdens het lezen van dit boek. Een Geheimtip.
Coen Peppelenbos
Eric de Kuyper – Applaus. Vantilt, Nijmegen. 248 blz. € 16,95.