Gedicht: Jane Leusink – Checkpoint [1-2]
Checkpoint [1-2]
Een man en een vrouw staan met water aan hun lippen
Een man en een vrouw staan met water aan hun lippen
in het meer en het deert. Om beurten duwen ze
elkaar onder terwijl ze zoentjes en zoenen
de hond er een lied over componeert. Ze zingen
dat we moeten zijn zonder zoveel willen erbij lala
la tot in het kwadraat, daar draait alles om. Dus
zwemmen ze zeven rondjes om het huis.
Als alle muren breken drinken ze een slok rode wijn
eten gretig van de bout die de man heeft bereid
van een lam uit zijn kudde. Een herfst leunt
onhandig in al zijn voegen en valappels. Dan
schreeuw ik uit mijn dorstige verte al om melk
uit de borst van mijn moeder. Want ik moest
tegen bergen oproeien, de meren vielen
droog en ik moest mijn bodem nog vinden.
In de hitte van die krakende winter
In de hitte van die krakende winter
geven zij zich zomaar over, niet te geloven,
je ziet ze overal krimpen, steeds kleinere pasjes,
nauwkeurig hun oor aan de wind, hun oog ontdoen
van takken en koortsige dromen. Dan het koppige schaap slachten
(bieden de feestcommissie achteloos haar koteletjes aan).
Terwijl ontspruiten vleugels aan hun modderige laarzen
komt mijn natuur tot leven in de dartele vorm van
een hartje en een minuscule bloedsomloop,
terwijl ononderbroken zij patience spelen
tussen de witte reigers, de hond na jaren puppies baart
begint mijn wereld, niet met een knal maar een zuchtje-
Jane Leusink
Jane Leusink publiceerde vier dichtbundels: Mos en gladde paadjes (C. Buddingh’-prijs), Erato, Er is niets aan de lente veranderd en Tot alles goed strak staat. Checkpoint is een reeks van zes gedichten.
(foto: © Jan Glas)