Column: Het Nationale Lezersonderzoek – leest u (triviaal)literatuur?
Wat maakt een roman goed of slecht? Afgelopen maandag heeft het startschot geklonken voor het Nationale Lezersonderzoek, waarin lezers wordt gevraagd naar hun mening over de literaire kwaliteit van boeken die ze onlangs (deels) hebben gelezen en zelfs over boeken die ze niet hebben gelezen. De enquête is onderdeel van het onderzoek The Riddle of Literary Quality, een initiatief van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.
Welke boeken zijn literair en welke niet? Waarom? Welke voorwaarden stel je aan literatuur, of aan lezen in het algemeen? Als je graag je vetgeletterde vingerafdruk wilt achterlaten op een wetenschappelijk experiment waardoor we in de toekomst misschien gewoon kunnen aantonen of een boek al dan niet aan vastgestelde kwaliteitseisen voldoet, klik hier (aanbevolen). Eerst meer weten? Lees verder.
The Riddle of Literary Quality behandelt een onderwerp waarover al lang en heel breed wordt gediscussieerd in literatuurwetenschappelijke kringen. Een wetenschappelijk model voor kwaliteitsbepaling: is dat mogelijk? Misschien, met behulp van een ingenieus computerprogramma, zo wordt in het onderzoeksvoorstel hoopvol gemeld. In de enquête wordt de respondent een lijst voorgelegd met de vierhonderd best verkochte en meest geleende boeken van de afgelopen drie jaar, gepubliceerd tussen 2007 en 2012. Je kunt aangeven welke boeken je hebt gelezen en hoe je deze hebt gewaardeerd.
De antwoorden moeten uitwijzen welke boeken het meest als ‘literair/goed’ worden gezien. Daarnaast zijn er dan nog de variaties ‘literair/slecht’, ‘niet-literair/goed’ en ‘niet-literair/slecht’. Speciale software berekent vervolgens de formele eigenschappen van de vier categorieën, waarbij gekeken wordt naar variatie in woordenschat, gebruik van verschillende woordsoorten, zinslengte en andere meetbare kenmerken. Dit houdt wel in dat het om een puur taalkundige benadering van kwaliteitsbepaling gaat.
Marc van Oostendorp tekende bezwaar aan tegen de opzet van het onderzoek, met als voornaamste argument dat het volgens hem onmogelijk is de literaire smaak van mensen te ondervangen in gemiddelden. Fabian Stolk is eveneens sceptisch. Hij maakt een onderscheid tussen een a) arbitrair kwaliteitsoordeel dat voortvloeit uit sociaal-culturele conventies waarop lezers hun mening baseren en een b) empirisch kwaliteitsoordeel dat, zoals in dit onderzoek, alleen uitgaat van meetbare, syntactische variabelen die door lezers in meer of mindere mate worden gewaardeerd.
Het onderzoek roept inderdaad wat vragen op. In de enquête wordt bijvoorbeeld gevraagd naar de leeshouding van respondenten, door stellingen te poneren als ‘Ik lees romans om nieuwe werelden en onbekende tijdperken te leren kennen’ en ‘De schrijfstijl is voor mij belangrijk in een boek’. Hieruit kun je diverse soorten lezers afleiden: bijvoorbeeld mensen die alleen lezen vanwege ‘het verhaal’, of mensen die veel kritischer kijken naar tekstopbouw, woordgebruik en stijlmiddelen.
Maar hoe worden deze groepen vervolgens tegen elkaar afgezet? En wordt er door de onderzoekers een kwaliteitsoordeel gegeven aan het niveau en daaraan gekoppeld de kwaliteitscriteria van de lezers? Wordt er bijvoorbeeld meer waarde gehecht aan ervaren lezers? Oftewel, hoe gaan ze het vooraf veronderstelde (want in de vraagstelling opgenomen) onderscheid definiëren en waarderen? En komen we dan uit op een soort polyfoon waarderingsmodel voor literatuur?
Je kunt ook vraagtekens zetten bij het uitgangspunt van dit onderzoek, namelijk dat literaire kwaliteit te bepalen is (alleen) op basis van lezerscriteria. In het onderzoek wordt wel genoemd dat de waarde van literatuur wordt vastgesteld door middel van ‘communicatie tussen lezers en critici’, maar critici komen in de onderzoeksopzet verder niet voor. Literaire instituties (uitgeverijen, bijvoorbeeld) worden helemaal niet aangehaald. Instituties hebben uiteraard belangen, maar ook invloed op de totstandkoming van literatuur en dus op de kwaliteit ervan.
Zijn factoren voorafgaand aan een publicatie niet van belang bij kwaliteitsbepaling? Of gaat het alleen om kwaliteitservaring? Hebben we het hier dan eigenlijk over een grootschalig receptieonderzoek? Met een nog niet eerder uitgevoerde dataverwerking? Natuurlijk hoeven critici en instituties helemaal niet betrokken te worden bij een onderzoek naar kwaliteitsbeleving. Maar in de omschrijving wordt gesteld dat er wordt gestreefd naar het ‘objectief vaststellen van de literaire kwaliteit van een roman’. Dat is toch iets anders.
Zo zijn er nog wel wat vragen op te roepen. Dat zeggen ze bij het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis gelukkig zelf ook. Het is dus de moeite waard om bij te dragen aan het onderzoek, zodat we daarna in spanning kunnen afwachten of bovenstaande kwesties en de vraag wat goede literatuur nu eigenlijk is beantwoord zullen worden. Waarschijnlijk komen er alleen maar meer vragen. Zo gaat dat bij onderzoek. Bij veel goede literatuur ook, trouwens.
Marleen Nagtegaal