Recensie: Henri van Booven en Hendrik de Vries – Briefwisseling
Kwasten en clowns
Carel de Nerée tot Babberich (1880-1909), een obscure kunstenaar die werkte in de stijl van Aubrey Beardsley, werd de verbindende schakel tussen de auteurs Hendrik de Vries (1896-1989) en Henri van Booven (1877-1964). Henri van Booven behoorde tot de vrienden van De Nerée en na zijn dood publiceerde hij in 1911 een artikel over de kunstenaar in Elsevier’s Maandschrift. Dit stuk werd in Groningen gelezen door de jonge Hendrik de Vries, die hierdoor een levenslange fascinatie voor De Nerée opvatte. De jonge dichter las in deze tijd ook Tropenwee van Henri van Booven, een roman die hij geweldig bewonderde en vaak herlas. ‘In mijn ambtenaarstijd, aan het archief, had ik het onnoemelijk vaak in mijn binnenzak, om er in onbewaakte ogenblikken van te snoepen.’ Ook een inleiding door Van Booven bij een vertaling van verhalen van Edgar Allen Poe behoorde tot zijn favoriete teksten.
Toen Hendrik de Vries in 1951 Van Booven op het spoor kwam, schreef hij hem een brief waarin hij uitlegde hoe belangrijk deze publicaties voor hem waren geweest. Hiermee kwam een briefwisseling op gang, die in dit nieuwe deel van de Prominent-reeks door Sander Bink is uitgegeven. In totaal gaat het om 23 brieven, met als toegift nog enkele krantenpublicaties van de beide schrijvers.
Henri van Booven was ooit een redelijk bekend schrijver, maar in zijn latere jaren lukte het hem niet meer om werk gepubliceerd te krijgen. Hij was geweldig verbitterd geraakt door de ontvangst van zijn Couperus-biografie (1933), die door de mannen van Forum was neergesabeld. Twintig jaar later was Van Booven hier nog steeds woedend over, vooral over een recensie van Ter Braak. In een poging hem te bemoedigen noemde Hendrik de Vries de twee Forum-leiders Du Perron en Ter Braak ‘ijsgoden’.
De briefwisseling, die de periode 1951-1962 beslaat (met de meeste brieven uit de jaren 1951 -1954), is vooral biografisch interessant. De wonderlijke persoonlijkheid van Hendrik de Vries, al uiterst uitvoering geanalyseerd in de biografie van Jan van der Vegt, komt ook in deze brieven weer duidelijk naar voren. Argwanend, eigenzinnig, egoïstisch maar ook wel weer open en begripvol. ‘De heer Godfried Bomans hebben wij bijgewoond in Haarlem,’ schrijft hij, ‘waar ik een lezing had over de Spaanse volkszang. Hij maakte op ons geen bijster sympathieke indruk. (..) Dat hij geestig kan zijn, hebben wij wel eens gemerkt uit korte stukjes.’
Van Booven, die afwisselend in Italië en Nederland woonde, komt in zijn brieven naar voren als een levendige, interessante man, die zijn eigen prestaties goed kan relativeren en steeds opnieuw enthousiast aan een project begint. Hij moet een boeiend leven geleid hebben, dat zeker nog eens de moeite van een biografie waard is. De twee briefschrijvers (die elkaar pas in 1961 ontmoetten) vinden elkaar in hun bewondering voor De Nerée en hun liefde voor Spanje. Literaire grootheden uit de eigen tijd als Vestdijk, Blaman en Reve worden niet bijster gewaardeerd. Van Booven noemt hen ‘kwasten en clowns’ en specifiek Reve een ‘vies knaapje’. Hendrik de Vries vindt de poëzie van Vestdijk ‘altijd slecht’ en Reve en Blaman stoten hem af.
Ontroerend is de grote waardering die Van Booven altijd voor Couperus heeft behouden, ook in de jaren dat bijna niemand hem meer las. Deze liefde voor Couperus draagt hij ook uit in zijn brieven aan De Vries. ‘Misschien voelt u zelf niet zooveel voor Couperus, als ik het deed en nog doe, maar hij kon je aanpakken (..).’ De Groningse dichter vond echter niet veel in Couperus te waarderen, hij stoorde zich aan de ‘overstylering, in het bizonder de herhalingstechniek, die toch iets heel anders wordt dan refreinwerking in een gedicht.’ Nee, Tropenwee stelde hij veel hoger dan welk werk van Couperus ook, hij noemde het een ‘intens-mooi’ boek. In 1962, Henri van Booven is dan 85 jaar geworden, memoreert Hendrik de Vries nog een keer dat ook Slauerhoff enorme waardering voor de roman had.
Deze correspondentie tussen twee sterke karakters, die elkaar niet naar de mond praten, is voorbeeldig uitgegeven. Twee kleine kritiekpunten. In de inleiding stelt de redacteur dat er ‘geen brieven ontbreken’. Maar uit brief 11 blijkt toch duidelijk dat er eentje van Hendrik de Vries, gedateerd 5 mei 1952 ontbreekt. En juist hierin had De Vries ‘heel erg door mij gewaardeerde woorden in verband met Couperus’ aan Van Booven geschreven. Wel jammer dat we die woorden moeten missen! Verder zijn de noten idioot klein afgedrukt, terwijl hierin toch veel interessante informatie is te vinden.
Een leuke ‘bijvangst’ die in de briefwisseling is afgedrukt, betreft een brief van de weduwe Couperus uit ongeveer 1953. Nadat ze op een aantal vragen van Van Booven op laconieke toon geen antwoord geeft, noemt zij zichzelf ‘deze oude gevangen vogel’. Dit doet verlangen naar nog meer van dit soort briefjes, die haar persoonlijkheid weer wat meer zouden inkleuren. Daar kan toch ook wel een deel van de Prominent-reeks aan gewijd worden?
Doeke Sijens
Henri van Booven en Hendrik de Vries – Briefwisseling. Verzorgd en ingeleid door Sander Bink. Tiem, Baarn. (Prominent-reeks). 132 blz. € 14,95.