Recensie: Olivia Laing – Het uitstapje naar Echo Spring
De druk van het dubbelleven
Het boek Het uitstapje naar Echo Spring van de Britse onderzoekjournaliste Olivia Laing (1981) is met een beetje goede wil te classificeren als een reisroman. In haar debuut, Naar de rivier, in 2011 in Nederland verschenen, wandelde ze beschouwend langs de rivier waarin Virginia Woolf zich verzwaard met stenen van het leven heeft beroofd.
Ditmaal maakt Lang een trip in de Verenigde Staten in de voetsporen van zes literaire iconen die wel weg wisten met de jajem. Of die beter gezegd vrijwel hun hele leven in de macht waren van de sterkedrank. Waarom schrijvers drinken is de ondertitel. Tsja, dat gegeven, om niet te zeggen cliché, zouden wij ook weleens ontleed en verklaard willen zien. De stelligheid van deze drie woorden schept verwachtingen.
Het heeft iets obligaats dat ze daarvoor F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, Tennessee Williams, John Cheever, John Berryman en Raymond Carver heeft uitgekozen. Alsof er geen vrouwelijke scheppende drankorgels te over waren (en zijn), om maar te zwijgen van de schare aan beroemde literaire innemers in Ierland en haar eigen thuisland.
Laing heeft ook een eigen agenda. In haar jonge jaren is haar vader vertrokken en begon haar moeder een verhouding met een vrouw. Die terroriseerde het gezinnetje lange tijd met haar drankzucht. Totdat ze werd afgevoerd en met succes een ontwenningskuur volgde.
De titel is een verwijzing naar een van de beroemdste toneelstukken van Tennessee Williams, Cat on a hot tin roof, waarin Brick, een gewezen sterspeler bij het American Football, wordt geconfronteerd met zijn alcoholisme. Hij vertrekt en zegt dat hij naar Echo Spring gaat. Een enkeltje slijter c.q. drankkast dus, want Echo Spring was een merk Bourbon. Overigens een weergaloze rol van Paul Newman in de verfilming van 1958.
Laing reist van Cheevers’ New York naar het New Orleans van Williams, naar het Florida van Ernest Hemingway en naar Raymond Carvers laatste hangout in Port Angeles aan de westkust, nog voorbij Seattle, vlakbij Canada, alwaar hij zijn laatste jaren trouwens nuchter doorbracht. (Naast hem slaagde alleen Cheever erin om de duvel uit te bannen.) In haar bagage heeft ze diverse werken van de auteurs, maar die hoeft ze eigenlijk nauwelijks te raadplegen want het is overduidelijk dat ze deze grote Amerikaanse auteurs door en door kent.
Ze legt verbanden tussen hun teksten en hun drinkgedrag, citeert ruimhartig uit bekende en wat minder bekende briefwisselingen en analyseert verhalen, gedichten en het verloop van vriendschappen. Misschien schrijft ze op die manier ook wel toe naar haar eigen theorieën, maar dat deert maar zelden. Laing heeft een aangename, soms betoverende stijl, die lekker weg leest. Je gunt haar al snel het voordeel van de twijfel. Al groeit gedurende het lezen van Het uitstapje naar Echo Springs de irritatie over haar vrijwel kritiekloze aanprijzing van het twaalfstappenplan van de Anonieme Alcoholisten. Maar dat is wel begrijpelijk aangezien de vriendin van haar moeder zich met het programma van het juk van de drank wist te bevrijden.
Het is jammer dat Laing niet meer aandacht besteedt aan de specifieke Amerikaanse achtergrond van deze schrijvende generatie(s). Door de drooglegging is in de jaren na het opheffen van het verbod in de VS een totaal andere kijk ontstaan op drankgebruik dan in Europa.
Laing, naar eigen zeggen geïnteresseerd in boeken, muziek, seksualiteit en het verband tussen kunst en eenzaamheid verklaart het excessieve drinkgedrag voornamelijk uit de zwaarte van het schrijfberoep (waar inderdaad door velen nogal lacherig over wordt gedaan), de sensibele aard van de creatieve mens en de moeilijke jeugd van de genoemde Amerikaanse grootheden, hetgeen vrijwel zonder uitzondering resulteerde in een onrust, die gesublimeerd werd door de wereld te doorkruizen. De drank als rustpunt voor de escapist.
Schrijvers moeten, ook als ze goed met mensen overweg kunnen en stevig in het zadel zitten, in zekere zin buitenstaander zijn, alleen al omdat het hun taak is om een kritische getuige te zijn. […] De meesten hadden dat meest freudiaanse aller ouderparen, een dominerende moeder en een zwakke vader – of vonden zelf dat ze dat hadden. Ze werden allemaal gekweld door zelfhaat en het gevoel tekort te schieten. Drie van hen waren volleerde schuinsmarcheerders en bijna allemaal werden ze in hun seksualiteit geconfronteerd met conflict en teleurstelling.
Daarnaast onderzoekt Laing adequaat wat de gevolgen waren van de ‘geestelijke marinade’ op het schrijfwerk van de genoemde auteurs. Zij ontkracht het idee dat door alcoholistische schrijvers nogal eens wordt aangevoerd, namelijk dat er uitsluitend in de roes grootse werken kunnen ontstaan.
Enigszins paradoxaal in dit kader is het vrijwel integraal navertelde verhaal van Cheever, ‘De zwemmer’, waarin de hoofdpersoon besluit om via het water in zijn wijk naar huis te zwemmen. Aanvankelijk wordt hij aan de rand van de zwembaden vriendelijk met een cocktail begroet, maar alras slaat de stemming om. Wanneer hij uiteindelijk bij zijn voordeur aankomt, zijn vrouw en kinderen verdwenen. Het huis staat al enige tijd leeg. Het wisselen van de seizoenen en van de stemmingen van de huiseigenaren heeft de zwemmer niet opgemerkt. Een betere metafoor voor het brein met hiaten, met afasie van de vergevorderde alcoholist kan nauwelijks worden gegeven. Grandioos. Geschreven, jawel, in een dagenlange roes.
Opmerkelijk genoeg ziet Laing een verband met het alcoholisme en het feit dat er veel water voorkomt in het werk van de genoemde schrijvers. Ze zijn bijna allemaal dol op zwemmen, vissen of varen. Hemmingway droomt zichzelf in slaap met verhalen over forellenstroompjes. Het water als een (baarmoederlijke) bescherming? Vooruit maar. (De moeder van Nabokov had op haar sterfbed een moment van ‘totaal inzicht’. ‘Alles is water,’ herhaalde ze een paar keer.)
Wanneer Laing op een boot zit en er langszij dolfijnen opduiken, denkt ze aan een uitspraak van Fitzgerald: ‘Al het goede schrijfwerk is onder water zwemmen en je adem inhouden.’ Een zin om over na te denken. Het moet even gezegd dat bepaalde scènes onderweg totaal niets toevoegen. Willekeurige (telefoon)gesprekken van medepassagiers komen terug in haar bespiegelingen. Een enkel keertje gaat dit boek net iets teveel over Laing zelf.
De medische uitwijdingen in het boek zijn gelukkig niet al te uitgebreid, al zijn ze nog steeds behoorlijk afschrikwekkend, zelfs voor de gelegenheidsdrinker. Slapeloosheid, hartproblemen, hallucinaties, tolerantieverlies, emotionele instabiliteit, aantasting van lever, zenuwstelsel, alvleesklier, hersenen en ga zo maar door.
Waarom schrijvers drinken heeft Laing met dit boek niet helemaal overtuigend kunnen analyseren, maar ze geeft wel een zeer bruikbare aanzet. Ze geeft ruiterlijk toe dat te veel factoren een rol kunnen spelen: genetische aanleg, persoonlijkheidskenmerken en zelfs misschien wel een abnormale hersenwerking.
Een deel van het probleem ligt besloten in de aard van de literaire biografie: al baseert een schrijver zich nog zo op gebeurtenissen die hij zelf heeft meegemaakt of ervaren, wat hij ervan maakt is geen echt feitenmateriaal en kan niet worden benaderd alsof het dat wel is.
Waarschijnlijk ligt de oorsprong van des schrijvers excessieve drankgebruik in dit dubbelleven. En in de tweeslachtigheid waarbij de alcohol niet gezien wordt als oorzaak van de problemen maar als symptoom. Fitzgerald: ‘Ik heb te veel gedronken en daardoor ben ik beslist trager. Aan de andere kant weet ik niet of ik deze tijd zonder drank was doorgekomen.’ Lang stelt terecht dat de opwinding van alcohol en de opwinding van de fantasie erg veel op elkaar lijken.
Schrijvers moeten nu eenmaal leugenaars zijn, dat is niet tegennatuurlijk. Ze kunnen dus ook zichzelf uiterst vakbekwaam voor het lapje houden. Ik kan zó van de drank afblijven. Verhalen als geneesmiddel, ook voor de auteur zelf. Cheever:
In onze kindertijd worden ons verhalen verteld die ons helpen de kloof tussen waken en slapen te overbruggen. […] Ik vertel mezelf verhalen als ik pijn heb, en ik verwacht dat ik, als ik op sterven lig, mezelf een verhaal zal vertellen om te proberen een brug te slaan tussen leven en dood.
We keren nog even terug naar Brick: ‘Een man die drinkt, zijn er twee; een pakt de fles, de ander slaat hem erbij weg; het is niet één mens, het zijn er twee en ze gaan met elkaar op de vuist om de macht over een fles te krijgen.’ Horen, zien, zwijgen, de drie-eenheid van het alcoholisme. Via de achterdeur de realiteit ontlopen. Fictie als een magazijn waarin trauma’s kunnen worden opgeslagen, nog steeds in de buurt, maar wel veilig opgeborgen. Totdat iemand de deur forceert. Boeken zoals Het uitstapje naar Echo Springs zijn informatief en onderhoudend. Toch denk je soms: laat de tekst de tekst en vooral de schrijver de schrijver.
Guus Bauer
Olivia Laing – Het uitstapje naar Echo Spring. De Bezige Bij, Amsterdam, 288 blz. € 24,90.