Recensie: Janneke Spoelstra – Wat ze dan dacht
Angstig leven, maar waarom?
Het Friese dorpsleven, spelletjes spelen en hutten bouwen op het weidse land, veranderende vriendschappen; de debuutroman van Janneke Spoelstra begint ondanks de nuchtere toon van de schrijfster haast idyllisch. Die idylle wordt verstoord, hoe kan het ook anders: hoofdpersoon Jiks valt op meisjes en daarmee omgaan valt haar zwaar. Wat ze dan dacht leest als haar gefragmenteerde biografie. Beschrijvingen van haar jeugd en volwassen leven, fantasieën, verhalen die ze schrijft; ze vormen een portret van een meisje dat opgroeit in een Fries dorp en zoekt naar hoe ze in die omgeving om kan gaan met het feit dat ze op meisjes valt. Maar deze zoektocht levert niet veel op: Jiks vindt het moeilijk om lesbisch te zijn en daar blijft het bij. Jiks in één woord beschrijven is storend gemakkelijk: bang.
Jiks is constant bang voor hoe mensen zouden kunnen reageren op haar geaardheid. Die angst komt niet direct voort uit afwijzing die ze ondervindt van haar omgeving; het meisje groeit juist op in een gemeenschap waarin er geen meningen gevormd worden over homoseksualiteit, het lijkt haast niet te bestaan in de wereld die Spoelstra beschrijft. Niemand praat erover, behalve dan één leraar, en die maakt er ook niet veel woorden aan vuil: ‘Ik snap niet wat ze eraan vinden, maar van mij mogen ze!’
Dit beklemmende zwijgen rondom het onderwerp dat Jiks dag en nacht bezighoudt, is een van de oorzaken van haar angst; geïnternaliseerde homofobie kun je het wel noemen. Maar is een bange Jiks wel het resultaat van deze jeugd, of vreest ze ‘anders zijn’ hoe dan ook? Deze verzameling verhalen doet dat laatste vermoeden. Maar waarom? Als het de bedoeling was een portret te creëren van een meisje dat moeite heeft met afwijkend zijn, had Spoelstra meer in moeten gaan op waar die angst om anders te zijn vandaan komt. Jiks’ schaamte lijkt nu buitenproportioneel, al is homoseksualiteit dan een doodgezwegen onderwerp in haar omgeving.
Op school is Jiks ‘bang om het verkeerd te zeggen. Bang om te blozen. Bang om voor uitslover te worden uitgemaakt’. Als ze merkt dat haar vriendinnen andere interesses krijgen dan hutten bouwen en slootje springen, zit ze lijdzaam thuis op haar kamer. Als ze als volwassene met haar partner op een Waddeneiland zit en een vermoedelijk lesbische collega met haar vriendin tegenkomt, durft ze nog steeds niks te vragen, niks te bespreken. Nooit voelt ze zich op haar gemak, ze blijft vastzitten in de rol van buitenstaander. Hoe het komt dat Jiks zichzelf steeds deze rol toebedeelt, daar wordt helaas weinig licht op geworpen.
Waarom Jiks geen actie onderneemt, wordt deze stadse lezeres niet duidelijk. Waarom schudt ze al die beklemming niet van zich af door zelf open te zijn en over schaamte heen te stappen? Waarom verhuist ze desnoods niet naar Amsterdam? Je krijgt geen begrip voor Jiks’ passieve houding, daar is de wereld die Spoelstra schetst niet beklemmend genoeg voor.
Al die opgekropte frustratie, daar komt Jiks zelfs niet van weg in haar schrijven; de enige uitlaatklep die ze zichzelf toestaat. Ze vraagt zich soms af waarom ze de pen steeds weer ter hand neemt: ‘Tegen alle stilzwijgen, alle negeren en ontkenning in, wil ze nu vertellen, getuigenis afleggen? Ze vult de geschiedenis opnieuw in, met mensen als zij. Ze zijn er geweest, ze moeten er geweest zijn.’
Aan de ene kant maken de verhalen die Jiks aan ons voorlegt inderdaad wat verzwegen verleden tastbaar, maar aan de andere kant zijn ze juist een bevestiging van ‘alle stilzwijgen, alle negeren en ontkenning’. Een groot deel van die schrijfsels staat namelijk juist in het teken van schaamte en verzwijgen: twee meisjes komen ofwel ondanks die angst samen, of lopen daardoor liefde mis. Simpele fantasieën zijn het: spiegelingen van Jiks’ gedachteleven, waarin die schaamte immers ook al centraal staat. De afwisseling van beschrijvingen van Jiks’ leven en de vruchten van haar pen, maken de bundel een afwisselend geheel, maar juist omdat er een duidelijke samenhang is tussen alle verhalen in dit boek – ze gaan over Jiks of komen uit haar voort – verlang je meer betekenis van deze ‘tussenverhalen’. Je zou er Jiks beter door willen leren kennen, maar ze blijft het grotendeels onverklaarbaar bange meisje dat iets herkenbaars zoekt en er niet over durft te praten.
Wat ze dan dacht zou best eens een afwisselend en aandoenlijk feest der herkenning kunnen zijn voor mensen wier jeugd lijkt op die van Jiks. Om lezers met een andere achtergrond aan te spreken zou er echter in meer detail ingegaan moeten worden op Jiks’ gedrag en beweegredenen; de basis van haar angst. Je wilt weten waarom Jiks dacht wat ze dan dacht.
Tineke Wolting
Janneke Spoelstra – Wat ze dan dacht. Elikser, Leeuwarden, 136 blz. € 14,50.