Recensie: A.F.Th. van der Heijden – De sandwich
Roman rond een magisch moment
De sandwich is een tussenboek. Het verschijnt terwijl de schrijver, A. F. Th. van der Heijden, bezig is aan een werk van langere adem. Van de trilogie De tandeloze tijd, die uiteindelijk vijf boeken zal omvatten, zijn behalve de proloog (De slag om de Blauwbrug) de delen 1 en 2 (Vallende ouders en De gevarendriehoek) al verschenen. Het derde deel en de epiloog zijn in voorbereiding, en nu is er dus De sandwich, dat op het omslag wordt aangeduid als een roman en op de titelpagina nadrukkelijk ‘Een requiem’ heet. Het requiem geldt een jeugdliefde en een jeugdvriend van de auteur, die kort na elkaar stierven: het boek is te hunner nagedachtenis.
Het is haast niet mogelijk om deze roman te lezen anders dan in het licht van het opus magnum, ook al doordat de schrijver terugkeert naar dezelfde jeugd die hij in De tandeloze tijd met zoveel precisie reconstrueert. De sandwich wordt met enige nadruk gepresenteerd als een autobiografisch werk. In de verantwoording achterin (Van der Heijden is zo’n beetje de enige Nederlandse auteur die over zijn teksten verantwoording aflegt aan de lezer) staat met zoveel woorden dat alle in het boek optredende personen gefingeerde namen hebben, behalve de schrijver.
Het autobiografische karakter wil echter niet zeggen dat Van der Heijden zich heeft laten dicteren door de chronologie van de historische werkelijkheid. Het boek is gecomponeerd aan de hand van waargebeurde feiten. In het klein vertoont De sandwich, dezelfde opzet als de trilogie, die begint met een proloog in Amsterdam, dan in de tijd teruggaat naar de studiestad Nijmegen en het geboortedorp Geldrop om tenslotte de cirkel weer sluitend, te maken in Amsterdam. In dit boek wordt dezelfde rondreis gemaakt, maar de ik-figuur, Adriën, de schrijver is de enige die de reis voltooit.
Zijn jeugdvriend Frank Rastering valt in Geldrop al af, nogal letterlijk: van de zevende verdieping van een flatgebouw. Een ongeluk? Zijn jeugdvriendin Karine Palinckx haalt Nijmegen, en maakt daar een einde aan haar leven. Adriën woont in Amsterdam wanneer hij met een tussenpoos van tweeënhalf jaar van hun beider dood hoort.
De dood baart overlevenden. Het komt de ik-figuur onwaarschijnlijk voor dat hij zijn beide doden in het kleine dorp Geldrop nooit samen had gezien, en toch kan hij zich geen enkel voorval herinneren waarbij zowel Frank als Karine was betrokken. Toch blijft hij naar die ene herinnering zoeken. In een periode van hypochondrie: ‘Ik ben stervende’ weet hij — Adriën is ervan overtuigd dat hij behept is met vreselijke kwalen — duikt in zijn geheugen ineens de menselijke sandwich op.
Na een eindexamenfeest dwaalt een aantal jongelui, onder wie Adriën, Frank en Karine, door nachtelijk Geldrop. Uit balorigheid strekt Frank zich uit op de stoep. Karine, die het koud heeft, vleit zich ruggelings op hem neer. Adriën, die al de hele avond heeft geprobeerd de al verloren liefde terug te winnen, wordt uitgenodigd om bovenop haar te komen liggen, om aldus de menselijke sandwich te voltooien. Maar hij weigert.
Dit is het magische moment waaromheen de roman is opgebouwd. De weigering van Adriën krijgt een bijzondere lading, doordat de suggestie wordt gewekt dat hij op deze wijze aan de dood is ontsnapt. Als dit besef eenmaal tot hem is doorgedrongen, verdwijnen de ingebeelde kwalen als bij toverslag. De doem is bedwongen.
Misschien heeft De sandwich daarom zo’n voor Van der Heijdens doen ongebruikelijk opgeluchte toon. Niet alleen de tijd heeft afstand gebracht tot de materie, ook de wijze waarop Van der Heijden zijn jeugd in kaart brengt (zo heet het in het juryrapport voor de Multatuliprijs die hem werd toegekend voor De gevarendriehoek) schept distantie.
Van der Heijden schrijft met een zekere meewarigheid over de jongen die hij was. Niet zozeer hoofdschuddend, alswel opgewekt omdat hij die jongen niet meer is, niet meer is blootgesteld aan de gevaren van de jeugd waarvan Frank en Karine slachtoffer waren. Over hen schrijft hij met verschuldigde piëteit, maar hij maakt niet de onwaarschijnlijke helden van hen die de doden tijdens hun leven meestal zijn geweest. In dat opzicht is De sandwich net zo nuchter als het luchtig is.
Hoe klein ook (dit boek telt 158 bladzijden, niet ongewoon weinig voor een Nederlandse roman, maar we zijn door Van der Heijden in dat opzicht natuurlijk wel verwend), De sandwich bevestigt, een bijzonder schrijverschap. Ook in dat opzicht is het een tussenboek.
Frank van Dijl
A. F. Th. van der Heijden – De sandwich. Een requiem. Em. Querido’s Uitgeverij, Amsterdam.
Deze recensie stond op 27 september 1986 in Het Vrije Volk.