‘trek je naaktheid aan’

Op de eerste bladzijde van de nieuwe dichtbundel oneindige zin van Rozalie Hirs krijg je een bijzondere uitnodiging:

open je ogen in staat van onschuld trek je naaktheid aan
gewaar van het eigen twijfelen niet zomaar opgeheven

Daarmee beschrijft de dichteres exact hoe je je kunt openstellen voor een nieuwe bundel: je activeert je onbevangenheid, ook al ben je je bewust van je eigen twijfel en kun je die niet zomaar naast je neerleggen, want helemaal onbevangen kun je nooit zijn. Ondertussen blijf je al lezend de toekomst ontvangen, want steeds meer woorden met daarbij behorende indrukken en associaties komen binnen in je brein. Hirs’ bundel omvat een oneindige zin, die begint met deze bijzondere uitnodiging en inderdaad niet meer eindigt, omdat de laatste woorden ‘kom dan! kom nog eens!’ een roep om herhaling is, die de cirkel rond maakt.

Hirs’ oneindige zin raakt de muziek, niet alleen door de klankrijkheid ervan, maar ook doordat de woorden op een ander niveau lijken binnen te dringen. De woorden vormen samen namelijk geen werkelijkheid die eenvoudig door de lezer te reconstrueren is tot een vaststaand beeld, maar zij vormen een voortdurende stroom van brokjes zin en beelden die stuk voor stuk meerdere betekenissen oproepen, waardoor de lezer net als degene die naar muziek luistert, geen tijd krijgt om ze in één keer tot een geheel te vormen. De lezer valt ten prooi aan kleine aanslagen van taal, en kan niet anders dan zichzelf en zijn eigen geschiedenis en associaties meenemen in dit proces. Wonderlijk genoeg lijken de volgende regels deze verstrengeling van schrijven en lezen ook te beschrijven:

of jij nog bent zolang het duurt uit alle macht openlijk
tekens de ruimte instuurt een eigenaardige stilte vervluchtigt

ondoorgrondelijk zich vervlecht met een mensenleven
dichterbije voortgang al ieder streven ook dat van jouw woord-

en scheppingsdrang een engel ons voortbrengt dan schept
het zichzelf gewoon onbewust geworden voorzien op ieder ogenblik

engelachtig dus als de dood zijn dagelijks vergeten gebaren
nauwelijks verwerkte indrukken door voelen denken heen laat gaan

verspilde woorden ook onleesbare die je vormt liefkoost
zo goed als het gaat met zachte stem in ieder detail terugleidt

tot vormeloosheid om te overpeinzen dan scheppend opheft
juist doordrongen van een niet-zijn verloren in het onredbare

Zowel de muziek als de poëzie zijn opeenvolgingen van klank en stilte, die vervluchtigen. Daarmee spiegelen zij ook het zijn en het niet-zijn, het leven en de dood. Terwijl de dichter de klanken en tekens de ruimte in slingert, vangt de lezer ze op, denkt erover na, maar terwijl hij denkt, dienen nieuwe tekens zich aan, en glippen de oude door de vingers, of blijven nog naklinken. Niet alle woorden zijn te redden en daarmee heft de dichteres tegelijkertijd met het dichten haar eigen schepping op. Het is duidelijk dat Hirs behalve dichteres ook componist is, en beide ook in haar poëzie.

De bundel bevat een drietal zwarte bladzijden met witte letters die als verrassing opdoemen uit de meerderheid van witte bladzijden met zwarte letters. Ook daaraan kun je een betekenis koppelen: de cyclus van dag en nacht die eindeloos doorgaat, net als de dood die op het leven volgt en andersom. Bij het eerste en bij het laatste gedicht is een binding met rood garen zichtbaar tussen de bladzijden, waardoor begin en einde ook letterlijk met het garen verbonden zijn tot oneindigheid. Rood is de kleur van het bloed, van de liefde en het leven. Er zijn verschillende afdelingen, zoals ‘taxonomieën’, waarin diverse jaartallen uit verleden, maar ook de toekomst, de titels verrijken. Is deze afdeling een poging tot rubricering van de werkelijkheid? Al gauw wordt duidelijk dat die zich niet laat vatten in afgebakende categorieën: ‘droom je van vaste grond in de grote rivier waar acht eilanden / een bergstad beschermen geboren redders de weg wijzen / naar diep water stromen met veelvuldige vissen’. Ook de titel van de afdeling ‘de magie van een mogelijk heden’ is veelzeggend, omdat er in taal eindeloos veel mogelijkheden zijn, maar al die mogelijke taalbouwsels steeds opnieuw een ‘mogelijk heden’ vormen: het moment van schrijven, het moment van lezen, het moment van luisteren.

Zo is de oneindige zin van Rozalie Hirs verbonden met het oneindige zijn, dat zelfs na onze dood door blijft stromen. Hirs vangt stukjes van deze stroom in haar poëzie en laat daarmee de hartenklop van de taal horen en voelen, roept de lezer voortdurend op tot het medescheppen van een denkbeeldige wereld waarin dichter en lezer voor even samenvallen in taal.

Dietske Geerlings

Rozalie Hirs – oneindige zin. Querido, Amsterdam. 88 blz. € 16,99