Vrij door weigering

Geen keihard protest, ondersteund door dreigende taal of woedende demonstraties. Maar al in de beginfase van wat dan ook je eigen keuze maken om soms niet mee te doen en daarin te volharden. Niet om je te onderscheiden van anderen, maar als uitkomst van zelfkennis. Désanne van Brederode heeft het in haar filosofische zoektocht Hoe het vuur te redden niet in de laatste plaats over persoonlijke ruggengraat. Over zelf nadenken, je niet altijd maar laten verleiden of overdonderen door kuddegedrag, en het vuur te redden dat in ieder van ons brandt en verstikt dreigt te worden.

Van Brederodes essayistische zoektocht, ook een diepgaand zelfonderzoek, stelt op talloze plekken scherp op hedendaagse verschijnselen, die iets vertellen over onze huidige staat van zijn. Als mensen in verwarring door de veelheid aan impulsen en prikkels, poses en standpunten, overbewustzijn en angsten. Hoe anders zag de wereld er uit toen Van Brederode jong was en mensen nog de indruk konden hebben dat er ruimte was om een eigen koers te varen. Met een schoner milieu, geen klimaatdreiging, minder argwaan, verongelijktheid en haat, meer speelsheid in denken en doen, ruimte om te experimenteren én te falen, om het daarna gewoon nog eens te mogen proberen.

Vuur is daarbij de rode draad. Zonder vuur bestaat er geen licht en warmte. En dan signaleert Van Brederode hoe veel vuur er al uit onze levens is verdwenen. Digitaal haardvuur op een tv-scherm bijvoorbeeld lijkt oppervlakkig bekeken wel op een echt haardvuur, maar is het niet. Het is ware nep, kun je zeggen. Je voelt en ruikt niets en ook de geluiden zijn kunstmatig. Hoe anders ging het toe, toen ze als peuter haar vingertje in de vlam van het kaarsje stak, dat op haar eerste verjaardagstaart stond. Het was een onvergetelijke kennismaking met de waarheid. Even smartelijk, maar bij nader inzien een ervaring die een leven lang meegaat:

Wat goed dat ik zo jong al mijn vingertje mocht branden. De eerste aanraking met vuur is: bestaan. De felle zin erin beamen. Huilend, zonder spoortje slachtofferschap en/of zelfbeklag. Geschokt, maar juichend. Dat zie je op de foto allemaal niet.[…]

Deze persoonlijke anekdote is voor Van Brederode het beginpunt van breed uitwaaierende bespiegelingen onder meer over kinderen in deze jaren, die niets meer mogen, overal voor worden behoed, want gevaarlijk, dus tegen ieder risico worden beschermd, hoe klein ook. Ongetwijfeld gebeurt dit met de beste bedoelingen, maar wat doe je ze aan? Hoe zullen ze worden als ze volwassen zijn? In grote lijnen zie je dat nu al terug in een maatschappij, die waarschuwt, verbiedt en verplicht waar het maar kan en iedereen lijkt in te stemmen met steeds meer preventie, want hoe kun je daar nu tegen zijn?

Désanne van Brederode was ooit leerlinge van een Vrije School, de antroposofische onderwijsvorm, waarin holisme een voorname rol speelt: alles hangt met alles samen. Dat vind je scherp terug in haar redeneringen, talloze associaties en uitweidingen in dit boek. Van weerzin tegen games die echte ervaringen vervangen en simplistische kritiek op de vermeende onverschilligheid van de babyboomgeneratie tot weemoed over het verdwijnen van de handgeschreven brief en verbazing over de onmogelijke eisen die aan (jonge) mensen worden gesteld:

Veel […] jonge ouders kregen en krijgen […] in alles een dubbele, soms een driedubbele boodschap mee: de wereld staat in brand, crisis voegt zich bij crisis, wees een onderdeel van de verandering ten goede, maak het verschil, al is het in je hoedanigheid van consument, mantelzorger, vrijwilliger, activist, maar vergeet niet volop te genieten, ontwikkel en ontplooi jezelf, maak verre reizen, volg cursussen en neem een coach in de hand, gun jezelf ontspanning, bezinning, een gezonde levensstijl, rust, een gelukkige relatie waarin je helemaal gezien wordt en jezelf kunt zijn, die daarnaast ’spannend’ blijft en beide partners nieuwe uitdagingen biedt. ‘Voor minder moet je het niet doen!’ Een levensethiek vol innerlijke tegenspraak.

Alles hangt ongetwijfeld met elkaar samen, maar het is zeker niet verkeerd om te proberen grote verbanden aan te wijzen. Getuige de titel van dit boek moet er ook gestreefd worden naar een uitkomst. Bijvoorbeeld voor de problematiek van toenemende eenvormigheid, het ontmantelen van authenticiteit, inzet en enthousiasme als gevolg van de toename van het tal procedures en verantwoordigsverplichtingen. Maar zelfs het begin van een toepasbare uitwijkmogelijkheid voor wat Van Brederode ‘de ijstijd van de ziel’ noemt, vind je niet terug in deze gedachten, die geregeld zelfs weinig verrassend zijn. Niet altijd overal maar aan meedoen, dat is het wel zo’n beetje.

Dat ze als kind al gefascineerd was door bijbelse verhalen en er in de pauzes zelfs andere kinderen voor wilde interesseren in wat ze omschrijft als haar ‘God-clubje’, lijkt zich deels door te zetten in haar huidige betogen. Om daarbij, heel toepasselijk, God te benoemen tot sprekend vuur, een ‘vlammende, scheppende stem’.

En voort gaat het weer: over fotosynthese, lichaamstemperatuur, saunabezoek, Socrates, de Oeigoeren en vergeten bijbels in hotelkamers (‘reservevuur voor tijden van nood die waarschijnlijk toch nooit aanbreken’). Signalerend, inspecterend, resumerend, bijvoorbeeld dat het vuur in alle wereldgodsdiensten een voorname rol speelt, echter nergens reikend naar of in staat tot een andere opbrengst dan een snufje bewustwording. Dat we ons goed moeten realiseren dat vuur geen ornament is, maar een levensnoodzaak. Aan anderen de uitwerking.

André Keikes

Désanne van Brederode – Hoe het vuur te redden. Querido – Amsterdam / Antwerpen. 288 blz. € 24,99.