Op zijn LinkedIn-pagina duidt H.T.M. van Vliet zich aan als ‘literatuuronderzoeker, Couperuskenner’. Wie de imposante grijze reeks Volledige werken van Louis Couperus kent en de nauwgezette uitleidingen waarin Van Vliet de edities begeleidde, weet dat je volledig kunt vertrouwen op de gegeven informatie. Daarnaast had hij ook boeken geschreven over de manier waarop Couperus werd uitgegeven (Versierde verhalen). Als er naar één biografie werd uitgekeken, dan was het wel de biografie die Van Vliet aan het schrijven was over Couperus. Naast het werk van Couperus verzorgde Van Vliet ook edities van J.C. Bloem, J.H. Leopold, H. Marsman en S. Vestdijk.

In 1993 interviewde Annette Portegies Van Vliet voor het blad Literatuur, waarin hij ook van leer trekt tegen de overheid die niet of nauwelijks geld over heeft voor betrouwbare tekstedities:

‘Literatuur komt er altijd bekaaid af. Kijk maar naar de discussies over de Cultuurnota die mevrouw d’Ancona in 1992 heeft uitgebracht. In vrijwel alle berichten over die nota ging het over het toneel of het orkestenbestel, maar literatuur kwam in het stuk niet voor! De overheid heeft blijkbaar niet in de gaten dat het geld kost om de klassieken levend te houden. En op het moment dat er geen extra geld beschikbaar is, voelen de literaire uitgevers er natuurlijk niets voor om van hun bestaande budget een gedeelte te reserveren voor een reeks Nederlandse klassieken. Ze proberen soms wel door interne subsidiëring boeken uit te geven waaraan ze geen cent verdienen – ze gebruiken dan het geld dat een bestseller opbracht om zo’n commerciële strop te dekken – maar een vijftigdelige reeks klassieken krijgen zij op zo’n manier niet van de grond.’ Fel: ‘De minister zou moeten helpen, maar ik denk niet dat ze de literatuur in haar hart draagt. Ik heb mevrouw d’Ancona tenminste nog nooit één zinnige opmerking over het letterenbeleid horen maken.’ […] ‘Het idee dat je zo’n editie met een budget van niks in een vloek en een zucht kunt maken, is dus volkómen achterhaald.’