Deze recensie verscheen voor het eerst in 2002.

Altijd nieuwsgierig

Hoelang schrijft Arjan Peters al recensies voor de Volkskrant? Hij spreekt in zijn inleiding bij zijn verzamelde recensies en artikelen over ‘de afgelopen tien jaar’, maar voor mijn gevoel is het langer. Peters recenseert al meer dan 25 jaar, denk ik. Natuurlijk heb ik ongelijk dan zou hij zo ongeveer op z’n zeventiende begonnen zijn, maar mijn gevoel dat hij al veel langer boeken bespreekt, zegt wel iets over mijn leesrelatie met hem.

Ik lees z’n recensies altijd, applaudisseer vaak, zit ook op ’m te schelden, of tsst tsst tsst te mompelen, hoe kom je erbij, of ineens te denken: verrek zou hij gelijk hebben? Kortom hij hoort tot mijn vaste leesritueel op vrijdagochtend. Hij heeft mij ook een keer besproken, ik heb die recensie er even bijgehaald, ze staat niet in dit verzamelboek. Peters heeft hierin vooral zijn langere artikelen geplaatst en een kleine keuze gemaakt uit de recensies. Over mijn roman Blauw Curaçao schreef hij een verwonderde en pakkende recensie met onder andere de typische Peterszin:

Mag ik er, met de aanwijsstok in de hand, even op wijzen dat deze fantasterij ook een poëticale beginselverklaring is.

Hier houdt hij van, tussen neus en lippen een gewaagde uitspraak doen, enigszins ouderwets geestig geformuleerd en to the point.

Peters zet op het einde van zijn boek ook een min of meer programmatisch stuk dat speciaal voor dit boek is geschreven. ‘Niet vergeten en moedig voorwaarts’ heet het. Hierin staan het duidelijkst zijn uitgangspunten. Hoewel hij benadrukt dat in een prozawerk zowel vorm als inhoud telt, legt hij in de recensies meestal toch meer aandacht op de inhoud. Hij gaat gewoonlijk niet uitvoerig in op de organisatie van het boek, het gaat hem eerder om het effect dat het op hem heeft.

Weliswaar stelt hij dat ‘een literair criticus bovenal gespitst moet zijn op de middelen die de schrijver heeft aangewend zijn doel te bereiken’. Maar in de praktijk van het recenseren ligt bij hem daarop niet de nadruk. Niet dat hij alleen de inhoud navertelt, verre van dat, het gaat hem om de toon van het boek, de positie ervan binnen de literatuur, de pretentie, maar vooral of het hem, als lezer, aanzet tot het maken van een herschepping, of het boek hem tijdens het lezen tot werkelijk lezen stimuleert. ‘De goede lezer herkent het onvatbare, hij zal begrijpen dat
een schrijver nooit precies kan vertellen waarom hij dít verhaal nu uitgerekend op díé manier heeft moeten weergeven geven.’ Het onvatbare van het schrijven, dat is het bij Peters.

Hij laat zich nog steeds in zijn recensies graag verrassen, dat is zijn grote kracht. In de grond is hij nooit cynisch, ook al geeft hij deze of gene er met veel plezier van langs. Al heeft een schrijver het nog zo bruin gebakkene – en de dames en heren schrijvers kunnen er wat van – steeds steeds begint Peters opnieuw te lezen alsof dit boek het eerste boek is dat hij leest. Hij is inderdaad een ongeneeslijke lezer. En hij is altijd nieuwsgierig. Van reputaties trekt hij zich weinig aan en het zal hem een rotzorg zijn dat hij het risico loopt de plank wel eens mis te slaan. Laten we hopen dat hij van de ziekte die lezen heet nooit meer geneest.

Kees ’t Hart

Arjan Peters – De ongeneeslijke lezer. Contact, Amsterdam. 336 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 12 april 2002.