Slijten voor de zachte landing

De PC-Hooftprijs voor poëzie ging in 2024 naar Astrid Lampe, maar de uitgebreide media-aandacht bleef daarover uit. Op de informatiepagina hierover staan kwalificaties van zowel de jury als Lampe zelf over haar werk. Zo stelt de jury: ‘Astrid Lampe dicht met een diabolische intensiteit over het moderne leven, in zinnelijke en ontembare taal die vraagt om herlezing en herbeluistering. Ze laat lyriek en gevonden taal in elkaar overlopen, waarbij ze geen enkel register onbenut laat. Het resultaat is een open tekst, taal die zich bewust is van zichzelf en van haar grenzen.’ Deze typering is zelf ook niet bepaald alledaags. Wat is bijvoorbeeld een ‘open tekst’, zeker als die tekst ook grenzen heeft? Zit die diabolische intensiteit in het schrijfproces of in het schrijfproduct? Is ‘ontembaar’ een vriendelijk woord voor onbegrijpelijk? Staat ‘geen enkel register onbenut laten’ voor: (te) veel registers door elkaar? Het is wat mysterieus. Lampe zegt zelf indirect: ‘Zelf omschrijft Lampe haar werk als radicaal lyrisch. Activistisch, dwars, energiek.’ Het zijn geen kwalificaties waarmee je als lezer veel (meer) vat op het werk krijgt. Dat is misschien ook niet de bedoeling. Van Lampe is na de prijs al weer een nieuwe bundel uit: Zachte landing op leeuwenpootjes.

Deze bundel is niet onderverdeeld in afdelingen; er is geen verantwoording. Het gaat dus om de gedichten zelf. De gedichten zijn titelloos, en zoals we zo zullen zien zijn binnen de gedichten de verbanden los. Het kan lastig zijn om het gedicht als een geheel te begrijpen. Datzelfde geldt voor de bundel: hoe is die te lezen als één geheel? Een motief lijkt de oorlog in Oekraïne te zijn, maar die conclusie trek ik vooral op woordniveau, dat ik woorden lees als: ‘rusland, bezet, derde front, commandostructuur, oorlog, ontploffen, oorlogsmist, troepensamentrekking, kaukasische ondersoort, verholen agressie, stroperige olie uit rusland, mijnenveld, huurling, datsjaornamenten, moskovisch gebak, militaire schuilnaam, mijnkaart, patroonhulzen, oorlogswezen, leunstoelgeneraal, datsjadorp, woede van moskou, de manschappen, pantserdivisie, legerprint, staatsgreep, toendra’. Misschien is het mogelijk om een ander motief uit deze bundel te halen. Een gedicht dan maar:

een partytent (voor dood achtergelaten)
een zandlichaam met wifidekking hoe schommelt

de testosteronspiegel na
een ontbijt van rauwe kwarteleitjes
de beeldhonger

is niet gestild
terwijl het algoritme door je foto’s bladert
op een bedje van koffiedik
de man in de mens te wekken het
binnenklimaat

blijft in beton gegoten
de plastic stoel
die generaties meeverhuist
maakt veel goed in het fysieke domein

In dit gedicht staat genoeg om je hoofd over te breken. Een partytent is nooit levend geweest, en kan niet letterlijk voor dood achter worden gelaten, maar figuurlijk is het goed te begrijpen: de partytent ligt te vergaan, zal geen achtergrond meer zijn van een levendig feest. Wat zou een ‘zandlichaam’ zijn? Is iemand ingegraven op het strand? Is de belangrijkste kwaliteit van dit lichaam dat hij/zij een telefoon met een internetabonnement heeft? In dit gedicht staan meerdere functionele enjambementen, zo ook ‘hoe schommelt’, dat iets lijkt te zeggen over de stabiliteit van zowel de ‘wifidekking’ als de ‘testosteronspiegel’. Is het mannelijk om ‘rauwe kwarteleitjes’ te eten? Rauwe eieren doen me denken aan sportievelingen die er gespierd uit willen zien. Kwarteleieren zijn echter zo klein, dat je daar veel van moet eten, wil je een testosteronboost krijgen. Dan zijn het ook nog ‘kwarteleitjes’. Wie heeft ‘de beeldhonger’? Is dat een soort metacommentaar, dat de kwarteleitjes niet het beeld van testosteron bewerkstelligen en er dus meer gegeten moet worden? Het algoritme bladert, is dat een functie van de telefoon dat de beste foto’s van afgelopen jaar bij elkaar gezet worden? Wat bevindt zich ‘op een bedje van koffiedik’? De associatie is dat er iets voorspeld gaat worden. Hoe kan de man in de mens gewekt worden? En wat is ‘de man’ dan? Het ‘binnenklimaat’ zorgt voor een andere plaatsbepaling dan het strand. Ik denk aan een kantoorgebouw met geautomatiseerde luchtverversing en dergelijke. Dat binnenklimaat verandert niet. Bij een plastic stoel denk ik weer aan aan tuinstoel en dan zijn we dus weer buiten. Het lukt me dus niet om vat te krijgen op dit gedicht, het lukt me niet eens om te bepalen waar we zijn. Een poging om het gedicht als geheel te vatten kan zijn: een man is niet jong meer (het feesten ligt achter hem), zijn lichaam is niet strak meer (voelt als zand) en hij is verslaafd aan zijn telefoon. Om een idee van mannelijkheid te behouden eet hij kwarteleitjes, maar daarmee blijft het idee niet behouden. Hij probeert zichzelf als man te presenteren online, met mooie foto’s. Maar zijn zelfkennis verandert daar niet door: hij blijft zichzelf weinig man voelen (in zijn binnenklimaat). Dat hij een stoel erft, geeft hem wel een gevoel van mannelijkheid of privilege, zoiets. Waarschijnlijk zijn meerdere lezingen mogelijk. Dit is misschien wat de jury van de PC-Hooftprijs een ‘open tekst’ noemt. Dan het gedicht waar de titel van de bundel in genoemd staat:

de salonmeubels worden ingevlogen
op het kussen slaat de verveling toe:
zen

hoe blijf ik weg bij de wraakporno van de arabische prins
in chippendalestijl
de oorlog wordt gestreamd
na het uitbrengen van vuur snel andere positie

ik wil me niet aan jou bekendmaken
het kussen met goudgalon de scherpe vouw in een pyjama
je weet al te snel veel van mij

klimaatambities schuiven als aardplaten over elkaar heen
wij slijten hard in aanloop naar

de zachte landing op leeuwenpootjes

Ook bij dit gedicht is er voldoende om wat over na te denken. Bijvoorbeeld bij: ‘op het kussen slaat de verveling toe’. Wat staat hier precies? Zit er iemand op een kussen en verveelt die zich? Straalt het kussen verveling uit? Is het een saai kussen? Net als het algoritme in het vorige gedicht, staat hier ook genoeg technisch: een ik-figuur zit op internet, is verleid om naar ‘de wraakporno’ te kijken en vraagt zich af, hoe daar niet naar te kijken. De ik kijkt naar de oorlog. ‘het uitbrengen van vuur’ klinkt wat vreemd. Een roman breng je uit, maar vuur? Wordt het vuur gedoofd, of wordt er juist een raket afgevuurd? De ik wil videochatten met een jij, omdat de ik haar persoonlijke ruimte (‘pyjama’) nog wil beschermen (‘je weet al te snel veel van mij’). ‘aardplaten over elkaar heen’ klinkt onproductief, verstorend, gewelddadig: is dat het beeld dat past bij verschillende ‘klimaatambities’? Het einde ‘wij slijten hard in aanloop naar // de zachte landing op leeuwenpootjes’ is prachtig gezegd. De omslag van de bundel helpt bij de interpretatie: we zien een poes op de voorkant. Dan is neerkomen op ‘leeuwenpootjes’ als een kat die altijd op zijn pootjes landt, oftewel: alles komt goed. We moeten echter eerst een enorme slijtageslag ondergaan. Misschien zegt dat ook iets over deze bundel, je moet eerst slijten voordat je zacht landt: het kost de lezer inspanning om er wat van te maken. Een andere opvatting kan zijn: laat je als lezer meevoeren door de associaties die bij je opgeroepen worden, door de klanken, en ook in die opvatting, in die nog te schrijven recensie ben ik geïnteresseerd.

Erik-Jan Hummel

Astrid Lampe – Zachte landing op leeuwen pootjes. Querido, Amsterdam. 64 blz. € 18,99.