Vermommingen van Shéhérazade

Ook in Doden dansen niet lukt het Willy Corsari weer om met bekende ingrediënten een heel geraffineerd en verrassend boek te schrijven. Het gaat opnieuw over een gefortuneerde (maar ongelukkige) familie met lelijke tantes, verarmde nichtjes en privéchauffeurs. Het boek verscheen dan ook voor het eerst in 1939, vlak voor de catastrofe die aan veel privileges een einde zou maken.

Het verhaal draait om Lilia Ongenoord, een mooie jonge vrouw die verkleed als Shéhérazade naar een feest gaat en de volgende dag gewurgd in haar eigen klerenkast teruggevonden wordt. Het lijkt op een roofmoord, want haar juwelen zijn verdwenen, maar dat is natuurlijk al te simpel geredeneerd. Het kost inspecteur Lund heel veel moeite te reconstrueren wat er precies gebeurd is. Hij overlegt zijn vorderingen zoals altijd met zijn vrouw Puck, die hem dan nuchtere en praktische adviezen geeft.

Doden dansen niet is tot nu toe wel het meest donkere verhaal over inspecteur Lund. Er worden soms nog wel grapjes gemaakt, maar de grondtoon is minder luchtig en Corsari schrijft ook heel serieus en geconcentreerd. Je zou kunnen zeggen dat er maar enkele echt onschuldige mensen in het boek voorkomen, de rest is betrokken geweest bij de moord of heeft op het moment suprême weggekeken. De onderstromen in het boek hebben allemaal met seks te maken. Zo blijkt er sprake te zijn van seksuele aantrekkingskracht tussen een jonge man en een veel oudere vrouw, die door Corsari stap voor stap wordt onthuld en heel indringend beschreven. De vermoorde vrouw was meer met het verstand dan met het gevoel getrouwd en eigenlijk verliefd op een ander. Maar de schrijfster ontwikkelt dit allemaal heel secuur en zuiver, waardoor het beslist geen soap wordt, ook al vinden er vermommingen plaats en treft Lund ook bedriegers aan. En er zijn natuurlijk dwaalsporen. Het is dan ook niet een plot dat Lund met het verstand kan ontrafelen, daarvoor heeft hij zijn intuïtie nodig. Met die opvatting  wordt hij dan weer door zijn vrouw geplaagd.

Aan het ontbijt vraagt hij opeens: ‘Puck, geloof jij dat ik geniaal ben?’
‘Wàt?, vraagt Puck, met een weinig vleiende uithaal van verbazing.
‘Dat ik geniale intuïtie heb,’ legt Lund uit, ‘zoals detectives in boeken. Je weet wel, die aan een beetje as zien, of de moordenaar als kind de bof heeft gehad… Zie je, ik heb gisteren met iemand getelefoneerd, die ik nog nóóit heb gezien en toch wéét ik dat hij lang en mager is. Wat kàn dat andere zijn dan geniale intuïtie?’
Puck giechelt oneerbiedig en oppert: ‘Misschien heb je een televisietoestel ingeslikt, schat.’

Al aan het begin van het verhaal heeft Lund het gevoel dat deze nieuw zaak hem niet alleen als politieman aangaat, ‘maar persóónlijk. Als hebben ze een zwijgende overeenkomst gesloten, in die éne seconde, waarin ze elkaar aanstaarden: hij en de vrouw, die men – gruwelijk sprookje van de duidend-en-tweede nacht – heeft gewurgd met haar eigen sluier.’ Lund maakt voor zichzelf ook steeds een onderscheid tussen de professionele inspecteur en de sentimentele goedgelovigheid van de persoon Lund.

Ongeveer 25 bladzijden voor het slot heeft Lund de moordenaar gevonden. Trouw aan de regels van een goede detective deelt Corsari deze kennis gewoon met de lezer. De schuldigen weten ook dat Lund alles weet en dat zorgt voor een spannende, intens beleefde ontknoping, met ook nog weer een laatste onverwachte wending.

Recensenten waren in 1939 opnieuw onder de indruk van deze detective. De kwaliteit verbaasde hen niet, want mevrouw Corsari schreef immers ook echte literatuur. Maar zorgen waren er ook.

Wij vragen ons alleen af: Zal Willy Corsari nu definitief tot dit lichtere genre overgaan, dat haar een vrij zeker blijvend succes beloofd? Zal zij voortgaan de moeilijke paden der ‘hoogere litteratuur’ te bewandelen, die voor haar talent stellig – zij het minder gemakkelijk te bereiken – perspectieven biedt? Of zal zij haar goede en goed bedoelde serieuze romans blijven afwisselen met ‘nieuwe avonturen van inspecteur Lund’? Alleen het laatste zou te betreuren zijn.

Een ander punt van zorg voor de lezer is, dat de Lunds ondertussen een baby hebben. Op een avond zit Puck echter in de bioscoop en wordt Lund weggeroepen. Kennelijk heeft Corsari het kind even uit het oog verloren. Of ze heeft vergeten een kindermeisje te introduceren?

Doeke Sijens

Willy Corsari – Doden dansen niet. J. M. Meulenhoff, Amsterdam, derde druk, 1961. 192 blz.

De roman is uitsluitend antiquarisch te koop of als gedigitaliseerd boek te vinden op Delpher.