Mooie boeken, mooie lezers

Met Jimi Fender Johnson won Buddy Tegenbosch voor de tweede keer de Prijs van de Jonge Jury. In 2020 won hij die al voor Match. Over commentaar op de boeken die deze prijs wonnen ontstond een wat vreemde ophef. In het Centraal Examen Nederlands voor het VWO stond dit jaar een stuk van Yra van Dijk en Marie-José Klaver. De strekking was dat boeken die genomineerd zijn voor de Prijs van de Jonge Jury pulp zijn. Als docent Nederlands was ik erg blij met dit examen. Het ging over literatuur, en ik was het voor het grootste deel hartgrondig eens met Van Dijk en Klaver. De reacties die het opriep: dit is een aanval op Mel Wallis de Vries, of: laat kinderen zelf kiezen wat ze lezen, leken vooral te tonen dat het stuk van Van Dijk en Klaver slecht was gelezen. Het aardige is dat Van Dijk en Klaver net na het uitkomen van hun stuk, in 2021, die kritiek ook al hebben gepareerd, dat is hier te vinden. Cruciaal lijkt me:

Moedwillig of niet werd in de boze reacties op ons stuk de kern van de zaak achterwege gelaten: de schoolsituatie. Wij willen niemand iets verbieden, en lezen al helemaal niet, maar erop wijzen dat in de context van het onderwijs geen teksten thuishoren die stelselmatig de vernedering van meisjes of minderheden beschrijven. Net zo min als viruswappies een betrouwbare bron zijn in de biologieles. Bovendien betoogden we dat overheidsgeld beter gespendeerd kan worden aan de promotie van rijkere teksten.

Die context van de schoolsituatie is cruciaal. Als een leerling in de eerste klas een jeugdthriller leest, kan je daar wat van vinden. Als diezelfde leerlingen de eerste drie jaar alleen maar jeugdthrillers leest (en die boeken lijken veel op elkaar, het zijn een soort invuloefeningen, om het oneerbiedig te zeggen), dan is daar helemaal iets van te vinden. Als docent wil je graag dat leerlingen vooruitgaan, en steeds moeilijkere boeken kunnen lezen, met bijvoorbeeld perspectieven die steeds verder van de leerlingen af komen te staan, implicietere uitleg, moeilijkere woorden en dergelijke. Dat kan dan met wat ‘rijkere teksten’ wordt genoemd. Deze wens: een ontwikkeling in leesvaardigheid, lijkt me erg minimaal. Over boeken die ‘stelselsmatig de vernedering van meisjes of minderheden beschrijven’ voel ik bij mezelf weinig expertise, maar in deze recensieserie wil ik daar scherp op zijn. Van Dijk en Klaver willen graag dat mooie boeken ‘mooie lezers’ opleveren. Dat zal mijn insteek vooral worden: levert het lezen van deze boeken ‘mooie lezers’ op.

Wat alvast voor Jimi Fender Johnson spreekt: het is geen thriller, er worden songteksten als intertekstualiteit gebruikt, een belangrijke gebeurtenis uit de geschiedenis wordt centraal gesteld, gender wordt bespreekbaar gemaakt en ook volwassen lezers hebben iets om over na te denken. Kritiek kan er ook geleverd worden. Het boek sluit wel erg aan bij de gedachte die pubers vaak hebben: dat de wereld om hun draait, dat zij bijzonder en uitverkoren zijn, dat de wereld, om niet te zeggen het universum, signalen geeft over wat er moet gebeuren. Misschien zou het verfrissend zijn om een boek te lezen waarin een hoofdpersonage niet stiekem de ster is, of dat het lelijke eendje het lelijke eendje blijft, dat alle tekenen van het universum alleen maar uitdrukkingen zijn van wat iemand zelf al wil. Het zegt ook iets over eigen verantwoordelijkheid: ja, ik doe dit nu eenmaal, want het universum zus en zo. Nee, beste puber, je kiest er zelf voor.

De tweede regel van het boek is al: ‘Ik ben anders.’ Meteen kan een lezer denken: daar gaan we weer. Ja, hoor, het hoofdpersonage is helemaal bijzonder en zo. Even later staat er: ‘Ik kijk om me heen. En dan bedoel ik echt kijken. Nieuwsgierig. Verwachtingsvol. Gespannen, zelfs. Dát is wat me anders maakt. En dat klinkt misschien niet zo bijzonder, maar dat is het wel, want bijna niemand kijkt om zich heen.’ Dit klinkt als een vervelende, pretentieuze puber. Hoe kan hij vastgesteld hebben dat anderen niet ‘kijken’? Gelukkig wint Jimi later flink aan sympathie. Wat hem ook anders maakt is dat hij is geboren als Lucy. Zijn biologische geslacht is dus vrouwelijk, maar zijn gender is mannelijk. Dat kenmerk staat er in het begin wat obligaat:

Voor mijn gevoel ben ik altijd een jongen geweest. Ik bleek alleen geboren te zijn in het lichaam van een meisje. Daar heb ik het een periode best moeilijk mee gehad. Dat kwam niet doordat ik nou zo enorm twijfelde aan mijn gevoel, maar eerder door hoe mensen op me reageerden. Sommigen keken naar me alsof ik smerig was, anderen scholden me uit, en weer anderen gingen nog een stap verder. Gelukkig heb ik altijd hard kunnen rennen, harder dan de meeste jongens. Er waren ook een hoop mensen die het goed bedoelden, maar er niks van begrepen. Die mensen stelden geen vragen, die ‘vonden’ vooral veel van mij. Ze vonden het bijvoorbeeld ‘zó knap’ dat ik op zoek was naar ‘mijn ware kern.’ Het klinkt misschien arrogant, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik heel ver van die ware kern verwijderd ben geweest.

Dit is wat basaal. Het zou interessanter geweest zijn als er wél mensen geweest waren die vragen hadden gesteld, bijvoorbeeld hoe ‘die ware kern’ bij benadering beschreven kan worden, of wat het gevoel ‘een jongen te zijn’ behelst. Gelukkig ontmoet Jimi later Mateo, die wel vragen gaat stellen. In het begint oefent Jimi met zijn band en ziet hij een vrouw. Deze vrouw, Angela, geeft Jimi het advies om naar huis te gaan, en vooral niet de trap te beklimmen waar zij net vanaf kwam. Het is fijn dat het boek hier wat tijd en ruimte neemt. Angela kan uitleggen dat zij is teruggegaan in de tijd, en daar een persoonlijke opdracht uit moest voeren. Als lezer weet je natuurlijk al dat Jimi die trap op zal gaan, maar ondanks alle uitleg, werd het mij niet duidelijk waarom Jimi dat deed. Het is ook onduidelijk waarom Angela, als ze echt niet wil dat Jimi de trap op gaat, zich niet veel dwingender opstelt. Hier lijken de personages wat te gedienstig aan het plot.

Het is natuurlijk wel spannend. Jimi komt terecht in New York, op 10 september 2001, een dag voor de aanslagen op de Twin Towers. Lukt het hem om de aanslagen te voorkomen? Angela had echter ook al het advies meegegeven om een kleine, persoonlijke opdracht uit te voeren, en vooral ook praktische zaken te regelen, zoals aan geld komen. Eerst moet hij zich oriënteren, hij blijkt in Chinatown te zijn, en dan staat er: ‘Achter in de winkel ging een deur open. Ik schrok. De jongen die binnenkwam had een Aziatisch uiterlijk, maar tot mijn opluchting begroette hij me in het Engels.’ Dit was vreemd om te lezen, want waarom zou Jimi in de Verenigde Staten een andere taal dan Engels verwachten? Later komt hij Mateo tegen, en het boek zoekt de grenzen van het zoetsappige op. Ze zijn meteen open tegen elkaar (al kan Jimi niets zeggen over tijdreizen) en bloeit er een soort liefde op. Een lezer kan denken: Jimi, en je opdracht dan? Of het voorkomen van aanslagen? Tegenbosch heeft waarschijnlijk nagedacht over deze bezwaren, want Mateo is af en toe argwanend. Hij is in docententaal een rond personage.

Ook kunnen mensen in 2001 blijkbaar niet horen als Jimi over aanslagen praat. Niet alleen niet luisteren, maar ze horen de boodschap simpelweg niet. Het ‘verleden’ is blijkbaar een actieve kracht die de loop van de geschiedenis intact wil houden. Ook interessant is de premisse dat iemand niet twee keer op hetzelfde moment kan bestaan. Dat betekent dat Jimi (als Lucy weliswaar) pas na 2001 geboren wordt. Plottechnisch was het nodig dat Jimi’s moeder in het verhaalverleden al wel zwanger was van Jimi. Jimi rekent en peinst: is een foetus al een mens of niet? Het voert wat ver om het hier politiek te maken, maar de vraag op zich is interessant. Twee andere motieven zetten de lezer aan het denken. Jimi’s moeder is natuurkundige, en af en toe vertelt ze over zwarte gaten en deeltjesversnellers, in een taal die past bij het publiek. Een schrijver kwam langs bij Jimi op school, die had gezegd: ‘De werkelijkheid is vaak te heftig voor een verhaal.’ Het zorgt ervoor dat de werkelijkheid soms uit de verhalen van Jimi gelaten wordt.

Gelukkig wordt het thema gender (en ook het thema geaardheid) nog wat uitgewerkt en krijgt dat plottechnisch een belangrijke functie. Het thema komt namelijk prachtig samen met de persoonlijke opdracht. Edward van de Vendel schreef op zijn site: ‘Maar het knappe van deze titel is dat Tegenbosch die terugreismogelijkheid verbindt aan een prachtige, emotionele queeste, die werkelijk helend voor Jimi werkt, op een onverwachte manier. En dus is Jimi Fender Johnson eerder een knappe psychologische roman dan een spanningsroman. Of eigenlijk is het boek allebei.’ Dat is misschien wel het meest relevante oordeel. Het is namelijk ook fijn dat het boek even razendspannend wordt, midden in de aanslagen. Het einde is gelukkig niet zoetsappig. Door het boek heen krijgen songteksten een relevante betekenis. Aardig is dat achterin een lijstje met muzieknummers is opgenomen die een rol in het boek hebben gespeeld én die Jimi’s vader voor Jimi bij elkaar heeft gezet. Het geeft het boek een extra laag.

Al met al is het een erg onderhoudend boek, wordt de lezer aan het denken gezet, worden er hedendaagse thema’s behandeld, motieven worden leuk ingezet. Hier en daar wordt het plot wat ongeloofwaardig, maar in een boek over tijdreizen is een ‘suspension of disbelief’ sowieso aan te raden. Als op mijn school een alternatieve verkiezing van Prijs van de Jonge Jury wordt gehouden (met een groslijst gemaakt door experts, zoals aangeraden wordt door Van Dijk en Klaver), dan zou ik Jimi Fender Johnson willen nomineren voor die groslijst.

Erik-Jan Hummel

Buddy Tegenbosch – Jimi Fender Johnson. Van Goor, Amsterdam. 256 blz. € 18,99.

Leerlingen in het voorgezet onderwijs lezen graag eigentijdse populaire jeugdboeken: van Mel Wallis de Vries tot Cis Meijer of Anna Woltz en Maren Stoffels. Deze zomervakantie lezen redacteuren van Tzum en docenten Nederlands enkele van deze boeken en vellen hierover hun deskundig oordeel.