Schoolmeester in alles wat hij deed

Peter-Paul de Baar is vanaf 1985 geboeid geweest door Theo Thijssen. En als je zijn Dankwoord na 525 pagina’s biografie leest, blijkt hij al vanaf 1989 bezig met de levensbeschrijving van de man die in de Nederlandse letterkunde toch vooral beroemd werd met Kees de Jongen. Op 16 september jl. werd bekend gemaakt dat zijn biografie uit 2023, 100 jaar na het verschijnen van Thijssens Kees de Jongen, op de Shortlist van genomineerden voor de Nederlandse Biografieprijs staat. Een terecht eerbetoon aan de volharding van De Baar, journalist, oud-hoofdredacteur van Ons Amsterdam, mede-oprichter van het Theo Thijssenmuseum en auteur van tientallen artikelen, boekjes en boeken over Thijssen.

En dan als afronding van De Baar’s levenswerk in 2023 de ultieme biografie… Het schrijven van een biografie is in veel opzichten monnikenwerk. Het vraagt geduld en tijd. Dat heeft De Baar meer dan geïnvesteerd. Maar levert het ook iets op? Want dat doet monnikenwerk zelden… De Baar is als geen ander gekwalificeerd om ‘ons Amsterdam’ anno 1900 te beschrijven.. Maar de Amsterdamse Jordaan gaat in zijn biografie niet leven. Het pauperbestaan in de sompige kelders, de bovenbuurvrouwen die met indrukwekkende boezems uit het raam hingen en schel over straat naar elkaar riepen, de drukte van de markten en de ratelende karren, de immense viezigheid, de stank, bij De Baar blijft het allemaal keurig beschrijvend.

Dat geldt voor de gehele biografie. Natuurlijk kloppen de feiten. Alles wordt nauwkeurig opgesomd De Baar volgt het leven van Thijssen op de voet. Het is een indrukwekkend leven: van kwekeling tot schoolmeester, schrijver en uiteindelijk politicus in de gemeenteraad en de Tweede Kamer. Een leven van ongelofelijke werkkracht, waarbij er nauwelijks tijd lijkt geweest voor een privéleven. Thijssen leefde voor zijn schoolklas, daar moest het gebeuren. En in zijn 23-jarige carrière als schoolmeester heeft hij dat meer dan waar gemaakt. Hij was een goeie meester en zijn schoolkinderen hielden van hem. Maar over zijn eigen kinderen komen we toch eigenlijk weinig te weten, zoals we uit De Baars biografie ook niet te weten komen hoe Thijssen voelde bij het overlijden van zijn eerste vrouw, hoe zijn verhouding was tot zijn tweede echtgenote. Er wordt gerefereerd aan een mogelijke erotische verhouding met een buurvrouw, maar er is blijkbaar te weinig materiaal om dat te onderbouwen. De lezer krijgt geen inzicht in Thijssens gevoelens, niet alleen bij deze veronderstelde affaire, maar ook niet in de gevoelens voor zijn tweede vrouw, niet echt voor zijn kinderen. Pas aan het eind van het boek zien we hoe Thijssen zijn gevoelens volop liet blijken voor zijn kleinkinderen.

Misschien is dat ook wie hij was. Maar de biograaf zou dat meer moeten belichten. Het is moeilijk te geloven dat ‘Do’ Thijssen een eendimensionaal mens was. Daar lijkt hij te warm, te hartelijk voor. Maar van zijn gedachten weten we niet veel, tenzij je zijn boeken als zijn persoonlijke gedachten leest. Dat doet De Baar dan ook vaak (altijd keurig vermeldend dat iets uit een boek van Thijssen kwam) zodat de biografie van de persoon Thijssen vaak samenvalt met het naast elkaar zetten van de literaire werkelijkheid en met name de jeugd van Thijssen in Amsterdam. De lijst van boeken die De Baar als “Bronnen” aangeeft laat zien dat er weinig brieven van Thijssen zelf zijn, tenzij zakelijk met zijn uitgever of vanuit verslagen van Gemeenteraadsvergaderingen of uit de Handelingen van de Tweede Kamer.

Van een goede biografie mag gevraagd worden dat die er in slaagt door het leven van een man of vrouw in woorden te reconstrueren, zijn of haar persoonlijkheid beter te begrijpen en daardoor ook de tijd waarin de protagonist(e) leeft te leren kennen en beter te begrijpen. Soms zelfs te begrijpen hoe de hoofdpersoon van een biografie beslissende invloed heeft gehad op die tijd, op veranderingen. Thijssen heeft wel degelijk en waarschijnlijk meer dan we ons realiseerden belangrijke invloed gehad op de vernieuwing van het onderwijs. Hij was zijn tijd vooruit met vooral het pleidooi voor kleinere klassen, voor meer autonomie van de schoolmeester, voor de kwaliteit van onderwijs. Het is meer dan ironisch en triest dat 100 jaar nadat Thijssen via zijn vakbond voor onderwijzers (BNO), via het door hem opgerichte blad De Nieuwe School de sociale strijd leverde, de kwaliteit van onderwijs opnieuw aangetast wordt door bezuinigingen, zelfs de discussie over de gratis schoolmaaltijd weer gevoerd wordt…

Thijssen en de Nederlandse schoolmeesters hebben een belangrijke rol gespeeld in de sociale emancipatie van Nederland waarin gelijke kansen op het gebied van onderwijs de nr.1 prioriteit was (en nog steeds moet zijn). In de biografie van De Baar staat dat terecht centraal. Hoofdstuk na hoofdstuk, voortdurend citerend uit zijn literaire werk, de verhandelingen en de vele honderden lezingen die Thijsen op alle plekken in het land hield (Was de man ooit thuis?), laat De Baar zien hoe Thijssen misschien wel de belangrijkste kracht was van de onderwijsvernieuwing anno 1920-1930. Het was vechten tegen de gevestigde orde: de antirevolutionairen maakten in Nederland de dienst uit. En juist toen de socialistische beweging aan kracht begon te winnen, kwam de Grote Recessie en werden alle vernieuwingen tegengehouden omdat er geen geld was. Dit is het boeiendste stuk van de biografie, je komt er het dichtste bij wat Thijssen zo heeft gemotiveerd. We herinneren ons Theo Thijssen natuurlijk door de Kees de Jongen, maar zijn historisch belang ligt toch vooral in de onderwijsvernieuwing.

De Baar’s biografie moet het bij het dingen naar de Nederlandse Biografieprijs 2024 (een tweejaarlijkse prijs) onder andere opnemen tegen een paar prachtige, al weer iets oudere biografieën, ook over bijzondere Amsterdammers, Etty Hillesum en Piet van Eeghen. We kijken nu al uit naar de motivatie van de jury bij de uitreiking van de prijs op 21 oktober a.s.

Ruud Bakker

Peter-Paul de Baar – Theo Thijssen (1879–1943) – Schrijver, schoolmeester, socialist. Van Oorschot, Amsterdam. 544 blz. € 39,50.