Kindergekeutel

Novelle staat er op het omslag van Kleine dagen van Bernard Dewulf. Dat is vast bedacht door een redacteur die niet goed zat op te letten, want het boek is een verzameling korte stukjes, columns, over het gezinsleven van Bernard Dewulf. De schrijver heeft twee kinderen, een jongen en een meisje en over elk groeistuipje, het eerste schooldagje, de eerste rekensom, het eerste schoolkampje, over echt alles en alles heeft Dewulf een stukje geschreven. Vroeger had het vrouwenmagazine Margriet een rubriek die ‘Goud voor uw brief’ heette, misschien bestaat het nog steeds, waar elk vertederend huiselijk voorval door de lezeressen werd overgebriefd. De ontroerendste brief kreeg een gouden tientje. Dat is in het kort de ‘novelle’ Kleine dagen: honderdvijftig o zo ontroerende stukjes.

Je vraagt je af hoe zo’n boek op de shortlist is terechtgekomen en wie hier een vriendendienst heeft bewezen, welk pas vader of moeder geworden jurylid zich zand in de ogen heeft laten strooien door de vermeend poëtische passages. Los van de taalfouten zoals ‘iets dat’ (maar liefst zes keer) en Vlaamse constructies (‘Er is ook een groot.’ ‘Wij wonen met vier.’ ‘Intussen slaapt normaal de vrouw naast mij.’) is Dewulf een liefhebber van herhaling, een poëtisch stijlkenmerk weliswaar, maar zo overvloedig gebruikt dat je er naar van wordt. Elk stukje is ongeveer een bladzijde lang. Binnen zo’n bladzijde wordt stelselmatig een woord drie, vier keer herhaald, het liefst aan het begin van de zin. Dan zie je dus op zo’n bladzijde zes keer een zin met ‘Hoe’ beginnen en op dezelfde bladzijde zes keer een zin met ‘Nog altijd’. Vier keer ‘Voor het eerst’, vier keer ‘Dan’, zes keer ‘En’, achttien keer ‘En’, tien keer ‘Wat’. Dat is geen poëtisch taalgebruik, dat is een gebrek aan woordenschat.

Naast het woordje ‘En’ heeft Dewulf een voorliefde voor het woordje ‘Nu’, niet alleen aan het begin van de zin, ook binnen de zin. Op elke bladzijde staat ergens het woordje ‘nu’, soms twee keer, of vijf keer, of zeven keer. Inhoudelijk komen de stukjes steeds neer op huiselijke filosofietjes over het verglijden van de tijd, maar dan behoorlijk poëtisch opgeschreven natuurlijk. ‘Zijn verleden is een erwt onder de matrassen van de toekomst.’ Na het plakken van een band: ‘We keren zijn fiets weer om, aan de haak van mijn geheugen rijdt hij zonder lek de toekomst van zijn straat in.’ ‘De wellust van het springen, waar is de tijd.’ De vergankelijkheid komt je op den duur de strot uit en die kinderen en het gezinsgeluk evenzeer.

Het kan zijn dat ik niet van kinderen houd en niet van ‘novelles’ over gezinsgeluk. Het kan zijn dat ik niet van boeken houd waarin zinnen steeds met dezelfde woorden beginnen. Het kan zijn dat ik niet van al te nadrukkelijk poëtische zinnen houd. Ik citeer nog een paar zinnen. Als die bevallen, dan moet u het boek vooral kopen.
‘Verveling is de sneeuwlucht van de verbeelding.’
‘Her en der staan groepjes puistjes en lage stemmen eigentijds samen te zweren, op zoek naar een ruggengraat.’
‘Stappend groeit ook aarzelend zijn hand.’
‘Als stilte vrolijk kan lijken, dan hier.’
‘Stiller dan hun afwezigheid is hun achtergebleven geur. De stilte van geur.’
‘Hoe zou het leven zijn geweest in deze kinderloze stilte? (…) Misschien is dit de stilte van straks.’

Mocht Dewulf straks toch de Libris Literatuur Prijs mee mogen nemen, dan zou dat een grote vergissing zijn.

Coen Peppelenbos

Bernard Dewulf – Kleine dagen. Atlas, Amsterdam. 188 blz. € 18,90.