Recensie: Peter Terrin – De bewaker
Godot meets de gebroeders Temmes
Michel en Harry bewaken een luxe appartementencomplex. Waar (een stad) en wanneer (ergens in de toekomst) is niet zo duidelijk. Ze zitten daar in opdracht van ‘de organisatie’. Af en toe komen de bewoners met de lift naar beneden en vinden er kleine ontmoetingen plaats voordat ze met hun auto’s vertrekken. De bewakers blijven altijd binnen en verheugen zich op de komst van de dienstauto van de organisatie die de bevoorrading verzorgt.
De bewaker, de vierde roman van Peter Terrin wekt bevreemding op. De summiere informatie over het gebouw en zijn bewoners krijgen we dankzij Michel. Veel extra uitleg krijg je niet. Nauwelijks iets over de achtergronden van de beide bewakers noch over de organisatie waarvoor ze werken. De twee mannen zijn voortdurend in de hoogste staat van paraatheid, want ze verwachten een nieuwe voorraad en ooit moet een bewaker hen komen aflossen zodat zij kunnen promoveren naar een betere bewakingsplek. De twee bewakers doen direct denken aan Vladimir en Estragon in Wachten op Godot. Daarnaast zijn ze net zo gestrest en reageren ze net zo overspannen als de gebroeders Temmes van Van Kooten en De Bie. Zo kan Michel er absoluut niet tegen dat het water in de wc maar door blijft stromen als het knopje blijft hangen en heeft hij een dwangneurose in het natellen van de voorraad munitie ondanks dat hij weet dat er niets is veranderd. Beide mannen raken ook heftig overstuur van de binnenkomst van een vlieg.
De bewaker heeft een prachtig omslag dat terecht is genomineerd als een van de mooiste boekomslagen van vorig jaar. Met de Libris Literatuurprijsnominatie is het boek inmiddels al aan de vierde druk toe. Storende fouten (‘iets dat’) zijn er helaas nog niet uit gehaald. Hier en daar had ook een al te Vlaamse constructie aangepakt mogen worden. ‘Doorheen de varkensharen zie ik heel precies de ronding van het gebeente.’ ‘In het woord vooraf overloopt de hoofdredactrice de inhoud van haar blad.’
Terrin heeft de roman strak opgebouwd. In het eerste deel gaat het over de twee mannen die hun territorium verdedigen. In deel twee komt de derde bewaker, maar die komt hen niet aflossen. De zwarte man voegt zich bij hen in de toch al krappe ruimte en wordt direct met wantrouwen bejegend door Harry. Uiteindelijk leidt dat ertoe dat ze deze indringer op een gruwelijke manier verstoten uit hun grondgebied. De bewoners zijn inmiddels op één bewoner na gevlucht. Harry en Michel weten niet precies waarom. De bevoorrading komt ook niet meer langs. In het derde deel overtreden de bewakers hun grenzen en trekken ze het onbekende gebouw binnen waar Michel alleen achterblijft en de roman zich naar een hallucinerend einde toewerkt.
Omdat er veel onduidelijk is in De bewaker blijf je als lezer op afstand staan. Harry en Michel worden geen mensen van vlees en bloed. Ze doen hun routinematige handelingen als abstracte raderen in een grotere machine. Wat de uiteindelijke strekking van de roman is, blijft voor mij ook wat onduidelijk. Wil het boek ons waarschuwen voor een toekomst waarin er een bovenklasse is en een onderklasse die de bewaking vormt van de ander? Wie is die ene bewoner die in het gebouw overblijft? Een hallucinatie of is het een figuur van Bijbelse proporties? Geeft het boek een allegorische weergave van onze maatschappij waarin we bepaalde bevolkingsgroepen uitsluiten? Iets meer duiding had tot meer compassie met de hoofdpersonen geleid.
Coen Peppelenbos
PETER TERRIN: De bewaker. De Arbeiderspers, Amsterdam, 220 blz. € 19,95.
laatste zin klopt helemaal, coen.