Interview: Arthur Japin – ‘Vaslav werd onzichtbaar zodra hij van het toneel af was’
Gekte werkt niet
Vaslav, de nieuwe roman van Tzum-medewerker Arthur Japin is de bestsellerlijsten binnen gedenderd. Het lezerspubliek is trouw aan de schrijver. Japin heeft dan ook weer een fascinerend uitgangspunt voor zijn roman gekozen: 19 januari 1919, de laatste dag waarop de wereldberoemde danser Vaslav Nijinski optreedt. Het verhaal wordt verteld door de huisbediende Peter, de ex-geliefde Sergej Diaghilev die de reis naar Sankt Moritz onderneemt om nog één keer te kijken naar de duivelskunstenaar, zijn minnaar. En tenslotte komt Romola aan het woord, de vrouw die Nijinski bij Diaghilev heeft weggekaapt. Een boek over liefde geven, passie en gekte.
In je voorgaande boeken gebruik je wel vaker verschillende perspectieven, maar in dit geval komt de hoofdpersoon, Vaslav Nijinski, zelf niet aan het woord. Waarom heb je daarvoor gekozen?’
Daar zijn twee redenen voor. Allereerst heeft hij zelf die hele periode beschreven in zijn dagboeken. Die had ik ooit van Lex gekregen. Daarin staat zo duidelijk wat er in hem om gaat en hoe dat voelt dat het onzin wordt om dat nog een keer over te doen. De meeste boeken van mij worden geboren uit nieuwsgierigheid, maar mijn nieuwsgierigheid naar hemzelf was niet groot. Wat ik van hem wilde weten wel was bevredigd door wat hij zelf geschreven heeft.
Daarnaast vind ik iemand die in de war is niet zo’n interessant personage. Als auteur vind ik de emotionele speurtocht naar mijn personages het fijnst, dat zoeken naar iemands onderliggende drijfveren, maar bij een krankzinnige zijn die vrij willekeurig. Ik vind het juist interessant als iemand vanuit de ene positie gedwongen is om voor iets anders te kiezen.
Ik ben zelf ook iemand geweest als Kyra, de dochter van Nijinski die gezien heeft dat haar vader gek werd en opgesloten zat. Dat effect op de omgeving wilde ik ook beschrijven.
De dagboeken van Nijinski die ik kreeg gaven me wel de link met mijn eigen leven omdat ik weer moest denken aan de gekken in het gesticht waar mijn vader zat. Daarom zit die huilende vrouw er weer in en die jongen die in zijn eentje een heel orkest is. Zij komen wel vaker terug in mijn werk. Ik dacht op jonge leeftijd al: misschien is het helemaal niet erg om gek te zijn als je besluit om in te zoomen op iets moois. Daarom vind ik de foto achterin het boek van Nijinski zo hoopvol. Die is gemaakt in het gekkenhuis. Hij is dan al oud en er zit een kamer vol journalisten op hem te wachten waar hij geen zin in heeft, maar op de gang doet hij nog één keer die sprong waardoor het lijkt of hij vliegt. Een fotograaf van Paris-Match heeft dat unieke moment vastgelegd.
Ben je wel vanuit Nijinski begonnen?
Ik had al lang geleden een toneelstuk geschreven over Nijinski met dezelfde dag, dezelfde situatie, maar zonder Peter, want die had ik toen nog niet ontdekt. De personages Nijinski, Romola en Diaghilev waren er wel. Ik heb het toneelstuk niet teruggelezen, maar het ging om Nijinski die verscheurd werd door de liefde van die twee. Ik was niet van plan om Romola te laten zien in deze roman. Ik had gedacht Peter en Diaghilev aan het woord te laten. Romola kwam er al schrijvend weer bij omdat Diaghilev zo negatief over haar was dat er in mij een stem opkwam die protesteerde. Dat was haar stem: ‘Ik heb toch m’n hele leven voor hem gezorgd; ik heb hem toch door die oorlog heen gesleept!’ Ze werd zo boos dat ik haar opnam in het verhaal. Ze krijgt de kans om haar zegje te doen en ik kon meteen de hele nageschiedenis te vertellen. Ik heb dus nooit overwogen om van Nijinski een ik-persoon te maken.
Je had wel voor hem kunnen kiezen om erachter te komen hoe gekte werkt.
Gekte werkt niet.
Ik heb je een jaar geleden geïnterviewd toen je gastschrijver was bij de universiteit in Groningen en op dat moment was je nog bezig met de roman. Je zei toen dat je je zo goed kon inleven in Nijinski en dan vooral die neiging om zich helemaal terug te trekken in zichzelf.
Zeker, en dat zit ook wel in het boek, maar dat hoor je niet van hem. Als er altijd zo aan je getrokken wordt, dan komt er een tijd dat je je moet afsluiten van al die mensen. Die hang naar stilte spreekt hij wel uit. Misschien ben ik wel niet zo nieuwsgierig naar waarom je zo’n hang naar stilte hebt, want dat weet ik eigenlijk wel. Daar hoef ik niks aan te onderzoeken. Ik zag laatst een interview met Marjon de Hond, die weervrouw die na tien jaar opeens gestopt is. Ze zei dat ze erachter was gekomen dat ze hoog sensitief was. Ze kon helemaal niet tegen al die invloeden, al die mensen die daar bezig zijn en de spanning van het moment van opname. En toen dacht ze: ik moet stoppen. Zo’n beslissing heeft Vaslav ook genomen. Soms kun je niet meer verdragen dat al die mensen naar je kijken en dan voel je zo’n afweer opkomen dat je een grens trekt. Dat is voor mij geen raadsel.
Een lekkere schattige beer
Heeft die Peter-figuur die je opvoert in je roman werkelijk bestaan?
We weten helemaal niets van hem, behalve dan dat hij uit de buurt kwam en voor het eerst door had dat Nijinski gek aan het worden was. Hij had als kleine jongen hetzelfde gezien bij Nietszche. De rest is totaal verzonnen. Bij hem kon ik aan de slag, want dan kun je je af afvragen welk effect dat heeft op hoe iemand zelf in de wereld staat.
Die Diaghilev komt er een beetje slecht af in je boek.
Vind je? Ik vind het wel een lekkere, schattige beer. Het is een rare, onhandige egoïst.
Het is iemand die continu manipuleert.
Dat ben ik niet met je eens. Het is wel iemand die de touwtjes stevig in handen heeft, maar ja, zo was hij ook. Ik denk wel dat hij echt van Nijinski hield.
Maar het lijkt of Nijinski min of meer onder dwang met hem omging.
Dat heeft hij zelf beweerd in zijn dagboeken, maar je weet niet in hoeverre je daar de hand van Romola in kunt zien. Het kan ook zijn dat hij dat heeft opgeschreven om Romola een plezier te doen.
Het is een vreemde affaire omdat hij ongelijkwaardig is, maar ze hebben elkaar wel nodig. Diaghilev heeft hem nodig om die grote balletten te kunnen maken en hij heeft Diaghilev nodig om zich te kunnen uiten. Ze waren heel close. Als ze aan tafel zaten, dan moest Vaslav aan Diaghilev vragen: ‘Lust ik dit? Kan ik dit eten?’ En hij ging aan zijn hand het theater uit omdat hij anders niet durfde. Het is een eigenaardige en onevenwichtige relatie, maar ik geloof niet dat ik er een oordeel over geef.
Je geeft Diaghilev een jeugdtrauma mee. Het is een lelijke jongen en het lijkt of hij daardoor in de rest van zijn leven een drang heeft om zich te manifesteren. Zolang hij macht heeft, gebeurt er wat hij wil. Als die macht wordt afgepakt, doordat Romola bijvoorbeeld met Nijinski trouwt, dan wordt hij kwaad en afgunstig
Maar dat is wel begrijpelijk. Hoe had je het dan gewild?
Je weet niet of Nijinski echt van hem heeft gehouden.
Die indruk krijg je eigenlijk niet. Het was geen grote liefde, dat denk ik sowieso niet. Ik denk dat hij een vrij blanco persoon was die zich aan de hand liet leiden. Dan weer door de een, dan weer door de ander.
En met Romola blijft die liefde ook onduidelijk.
Nijinski was iemand die onzichtbaar werd zodra hij van het toneel af was. Iemand zonder sterk karakter. Ik denk dat hij veel van zijn dochter Kyra hield.
Op een kleine uitstap na heb je alles op één dag geconcentreerd.
Dat heeft waarschijnlijk nog met het toneelstuk te maken dat aan de roman ten grondslag ligt en waar ik waarschijnlijk de eenheid van tijd, plaats en handeling in acht nam. Dat werkte heel goed. Maar om de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog te kunnen vertellen, was ik toch blij dat Romola zich aandiende. Op dat moment begint er nog een hele roman.
Je had ervoor kunnen kiezen om de rest van zijn leven weg te laten.
Dat was ook eerst mijn plan, maar Romola vertelde de rest van het verhaal. Dat is ook goed, want anders had je alleen maar een bozig iemand gehad, nu kan ze vertellen wat ze gedaan heeft voor haar man. In die zin staat Peter voor het nu, Diaghilev voor het verleden en zij voor de toekomst. Zo komt het boek in evenwicht.
Je sympathie kantelt ook bij elk hoofdstuk. Na het Diaghilev-hoofdstuk heb je een hekel aan haar, maar als ze zelf aan het woord is geweest krijg je toch sympathie voor haar daden. Heb je dat effect bij de lezer nagestreefd?
Dat doe ik niet, dat doet zij. Zij probeert je sympathie te winnen.
Maar het sluit wel aan bij hoe jij in het leven staat. Zodra je iemand leert kennen, kan hij niet meer puur slecht zijn.
Iemand heeft altijd een reden om iets te doen. Dat klopt. Maar dat is niet de gedachte van waaruit ik haar aan het woord laat. Zij wil zich verantwoorden en aan je reactie te merken heeft ze dat goed gedaan.
‘Nu is het kleine paardje moe,’ zegt Nijinski aan het slot van zijn laatste voorstelling. Voor het laatste heeft hij opgetreden voor publiek. Vanaf dat moment zwijgt hij.
Coen Peppelenbos
Arthur Japin – Vaslav. De Arbeiderspers, 376 blz. €21,95