Recensie: Detlev van Heest – Pleun
Aan dieren genoeg hebben
In het voorjaar verscheen bij uitgeverij G.A. van Oorschot het debuut De verzopen katten en de Hollander van de schrijver Detlev van Heest. In deze roman, geschreven in een dagboekvorm, beschreef hij op Voskuiliaanse wijze zijn belevenissen in de Nieuwloofwijk in Tokyo, Japan. Centraal stonden de verschillende buurtbewoners uit deze wijk en zijn relatie tot zijn vrouw Annelotte en hun kat Kootje. De roman werd destijds hier op Tzum.info uitgebreid besproken. Vorige week verscheen het vervolg en tevens laatste deel van het tweeluik, Pleun getiteld. Samen met zijn vrouw is Van Heest intussen verhuisd naar Nieuw-Zeeland, waar ze bevriend raken met het eveneens uit Nederlands afkomstige echtpaar Annemieke en Pleun van der Wal. In Pleun draait het om deze vriendschap en de aangrijpende en dramatische ontknoping ervan.
In De verzopen katten en de Hollander werd al duidelijk dat Detlev van Heest worstelde in de omgang met anderen. Mensen die geen dieren liefhebben, werden veroordeeld en geregeld kibbelde hij met zijn vrouw Annelotte. In Pleun zien we opnieuw deze worsteling en ook zijn angsten voor nauw contact met mensen, vriendschappen en ziekten. Dat laatste wordt weer zeer sterk in beeld gebracht. Als Van Heest een paar dagen achtereen hoofdpijn heeft, vreest hij meteen dat hij een tumor heeft. Ook het volgende citaat spreekt boekdelen: ‘Misselijkheid, darmpijn en buikloop. Mijn hart verzaakte weer. In bed kwam ik tot de slotsom dat ik stervende was.’
Alleen worden in Pleun de angsten, maar vooral de problemen met zichzelf, nog meer blootgelegd dan in De verzopen katten en de Hollander. Er zijn vele voorbeelden te geven, alleen al wat betreft de zelfmoordgedachten van Van Heest: ‘Langs de lambrizering droop verf, ofschoon ik die afgeplakt had met oud pakpapier. De spatten maakten me razend. Annelotte stuurde me naar buiten om af te koelen. Ik wou me verhangen aan een woudreus. Of me de keeldoorzagen met de kettingzaag.’ Even later schrijft hij: ‘Ik dacht aan zelfmoord, aan vertrekken, aan slapen in het kippenhok.’ En zo zijn er nog veel voorbeelden te geven, waarin we Van Heest met zichzelf zien worstelen. Het komt zelfs zover dat hij in therapie moet. Dit alles klinkt misschien zeer zwaarmoedig, en zijn gedachten zijn natuurlijk ook wel schrijnend, maar het maakt Pleun zeker niet tot een somber boek. Uit de gegeven citaten blijkt dat Van Heest met de nodige ironie schrijft en dat je zelfs om de meest schrijnende gevoelens van de schrijver als lezer ook kunt lachen.
Duidelijk is dat Van Heest moeilijk vrienden maakt. Hij is graag op zichzelf, zoals we al in De verzopen katten en de Hollander lazen, en spreekt nog zelden oude vrienden. Toch raakt Van Heest samen met zijn vrouw bevriend met een Nederlands stel in Nieuw-Zeeland, waarmee ik deze recensie al begon. Op de achterflap van De verzopen katten en de Hollander wordt al iets prijsgegeven over de inhoud van Pleun. Er staat namelijk: ‘De verzopen katten en de Hollander is de aanloop naar de dramatische roman Pleun (…).’ Op de achterflap van Pleun wordt ook al iets prijsgegeven: ‘Tussen de vier bloeit een innige vriendschap op, met de charismatisch Pleun als spil. Terwijl de onderlinge banden steeds strakker worden, komt het tot een botsing van karakters.’ Als lezer wordt je dus al voorbereid op het dramatische element in Pleun. Toch wordt voor de lezer bij de eerste ontmoetingen al meteen duidelijk dat het niet gaat klikken tussen de Van Heesten en de Van der Wallen. Pleun en Annemieke zijn in hun gedrag totaal anders dan Detlev en Annelotte. Ze zijn uitbundiger, voelen lang niet zoveel liefde voor dieren, hebben daarnaast ook kinderen. Ze staan anders in het leven. Toch bezoeken ze elkaar bijna dagelijks, eten met elkaar en fluiten Detlev, Annemieke en Annelotte samen, zoals ze dat eerder met het echtpaar Z. in de Nieuwloofwijk deden. Dat moet toch misgaan, denk je.
En het gaat mis, zoals de achterflappen van het tweeluik al beloofden. In de loop van de roman worden de scheurtjes in de vriendschap steeds zichtbaarder en steeds groter, totdat de hele boel letterlijk uit elkaar valt. Van Heest weet dat in zijn dagboek schitterend op te bouwen en langzaam, doormiddel van veel details en dialogen zoals we dat ook bij Voskuil zagen, toe te werken naar het noodlot.
In de recensie over De verzopen katten en de Hollander vertelde ik al over de dagboekvorm van deze roman. In Pleun wordt deze vorm gewoon voortgezet. De roman begint precies waar De verzopen katten en de Hollander eindigde. Boeiend in Pleun zijn de vele gesprekken over het schrijven van zijn dagboek. Diverse malen discussiëren de vrienden over het dagboek van Van Heest en de impact die het heeft op hun vriendschap. Daarnaast doet Van Heest een paar mooie uitspraken over het schrijven van zijn dagboek, waardoor we als ware een kijkje in de keuken krijgen van zijn schrijverschap. Hij maakt duidelijk dat hij niet ‘vermakelijk’ wil schrijven. Interessanter is de volgende uitspraak: ‘Mijn dagboek is ook één grote leugen.’ Dit zet je als lezer toch aan het denken. Wat kan ik geloven van wat Van Heest me voorschotelt?
Uiteindelijk kost de vriendschap met Pleun en Annemieke Van Heest zijn huwelijk. Annelotte wordt namelijk verliefd op Pleun en verlaat haar man. Dit is in de roman een aangrijpend gebeuren. Juist de dagboekvorm van de roman geeft op zo’n moment een mooi beeld van de gevoelens van de schrijver. Ook al heb je eerder gelezen dat zijn dagboek ‘één grote leugen’. Toch grijpen de beschrijvingen je naar de keel. Zoals het volgende fragment:
‘We hebben er samen een puinhoop van gemaakt.’ Ik trok mijn hand los en pakte Kootje op. ‘Alleen Kootje bindt ons dus nog?’
‘Als jij mij vorig jaar meer tederheid gegeven had, dan was het anders gelopen.’
‘Er zijn nu kennelijk voldongen feiten. Of zit er nog een restje twijfel in je?’
Langzaam schudde ze het hoofd. ‘Nee. Ik ben zo bang dat je nu nog dieper in de put komt.’
‘Voor wat er na nu met mij gebeurt ben je niet meer verantwoordelijk. Ik red me heus wel in Nederland.’
‘Maar Nederland is vreselijk. Daar wou je toch niet meer wonen?’
‘Nieuw-Zeeland is vreselijk. Hier, op ons stukje grond, hier zou ik het wel uithouden. Maar ik zou me steeds meer van de mensen afsnijden. Hier zou ik wel kunnen overleven. Maar nu ik weet dat ons huwelijk voorbij is, zie ik geen reden nog in dit land te blijven.’
Dit einde krijgt haast een soapgehalte, zoals ik dat ook bij Het Bureau van Voskuil voelde toen Maarten Koning aan het eind van zijn loopbaan ‘verraden’ werd door zijn naaste collega’s. Je hebt het idee dat Van Heest en Annelotte ondanks alle strubbelingen goed bij elkaar passen en je wilt niet dat ze uit elkaar gaan. Daarnaast voelde ik een enorme sympathie voor Detlev van Heest: een man die met zichzelf worstelt en moeilijk met andere mensen kan omgaan.
Pleun geeft, nog meer dan De verzopen katten en de Hollander, inzicht in de gedachtegangen van Detlev van Heest. Hij heeft zichzelf niet gespaard en heeft daarmee zichzelf op een zeer kwetsbare manier in kaart gebracht. Dat is knap. Knap is ook dat ik bij het lezen van Pleun ineens een stuk minder aan Maarten Koning moest denken. Ook al is deze roman aan Voskuil en zijn vrouw Lousje opgedragen, ook al wordt hij diverse malen in de roman aangehaald, toch heb je het idee dat Van Heest ook een eigen stijl en een eigen stem heeft. Maar in één ding lijkt Van Heest nog verschrikkelijk veel op Koning: de liefde voor dieren. Een belangrijk citaat uit de mond van Van Heest is dan ook: ‘Maar eigenlijk zou ik aan de dieren genoeg sociaal contact hebben.’ Aan dieren genoeg hebben. Het wordt uiteindelijk de realiteit als hij alleen overblijft met zijn kat Kootje en ze samen terug naar Nederland reizen.
Bart Temme
Detlev van Heest – Pleun. Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam, 496 pagina’s. € 45,00 (gebonden), € 25,- (paperback).