Column: Karel ten Haaf – Pornografen
Dat de deze week overleden Heere Heeresma niet alleen literatuur schreef maar ook porno, kan niemand zijn ontgaan: zelfs in de korte necrologie in het NOS-journaal werd dit feit vermeld. Blijkbaar wordt het heel bijzonder geacht: een maker van hoge kunst die ook vieze boekjes schrijft. Wat wellicht bijzonder genoemd kan worden, is dat Heeresma zijn pornografische werk uitgaf onder eigen naam: in de jaren tachtig verschenen kort na elkaar Een hete ijssalon (1982), Gelukkige paren (1984) en Geschoren schaamte (1987). Het betrof hier echter heruitgaven van romans en novelles die, vooral in 1968 en 1969, eerder verschenen waren onder de pseudoniemen Ben Bulla, Johannes de Back, Rochus Brandera en Horst Liederer. Al vraag ik me af of het laatste pseudoniem niet uit de jaren tachtig stamt: het wordt genoemd in de uitgave Een hete ijssalon, maar ik heb de naam verder nergens kunnen vinden – en gezien Heeresma’s gewoonte om verwarring te zaaien als het maar even mogelijk is…
Ter nagedachtenis, uit het colofon van de heruitgave onder eigen naam van Gelukkige paren (‘prima porno in prachtig proza’): ‘Personen en gebeurtenissen in dit boek zijn op de werkelijkheid geënt. Uitgeefster wijst dan ook bij voorbaat elke verantwoordelijkheid van de hand.’
Was het dus misschien wel redelijk bijzonder dat de literator Heeresma onder eigen naam porno publiceerde (al was hij daarmee niet de eerste: in 1972 kwam Louis Paul Boon met Mieke Maaikes obscene jeugd), dat Heeresma als literair auteur ook pornoromans produceerde is veel minder bijzonder. Vooral in het decennium vanaf midden jaren zestig tot halverwege de jaren zeventig gebeurde het regelmatig dat ‘serieuze schrijvers’ ook ‘wufte werkjes’ schreven. De eerste was volgens mij Freddy de Vree – even afgezien van een bekende voorloper als E. du Perron die in de jaren dertig onder het pseudoniem W.C. Kloot van Neukema pornografische sonnetten schreef met daarin verzen als: ‘Elizabeth, je mond zoo vochtig-rood van kleur, / heb ik nog liever dan je voor- en achterdeur. / O, laat je lippen soppend knijpen in mijn lul.’
Freddy de Vree schreef onder het pseudoniem Jan Vlaming de aan Jan Cremer opgedragen roman 69+1 James Klont. C.C. Krijgelmans publiceerde onder de naam Jug Me Bash twee romans: K-Anaal der liefde en Te koop: honderden beschadigde paren. En van Jef Geeraerts verscheen in 1972, onder het alias Claus Trum, de roman De fotograaf. Al deze werkjes, inclusief die van Heeresma’s alter ego’s Ben Bulla, Johannes de Back en Rochus Brandera, verschenen in Vlaanderen – waar de literatorenporno een decennium lang redelijk uitbundig bloeide dankzij de inspanningen van de Antwerpse uitgever (en pornograaf) Walter Soethoudt.
Maar ook in Nederland werd er in die jaren porno van literaire schrijvers op de markt gebracht. Louis Ferron, in 1967 gedebuteerd als dichter, kwam in 1970 met maar liefst twee romans en twee pseudoniemen: Luigi di Verona staat als schrijver vermeld op het omslag van Genadeloze meesteres en Louis de Vêrone prijkt op het voorplat van Dagboek van perverse vrouwen. Beide boeken werden uitgegeven door P.J. Muller, Amsterdam. Pas in 1974 zou Ferron – onder eigen naam – debuteren met literair proza: de roman Gekkenschemer.
In 1973 verscheen van Jef Last, postuum en onder het pseudoniem Co Mantjes, de homopornoroman De zeven Caramboles bij Centripress in Bussum.
Aardig om in dit verband nog even te vermelden: de uitgever van Ferrons porno, P.J. Muller, heeft voordat hij Neerlands eerste echte porno-uitgever werd – hij richtte in 1968 het seksblad Candy op – een poging gedaan om literatuur te schrijven. In 1966 of ’67 (waarom vermelden sommige uitgevers toch geen jaar van uitgave) verscheen bij ‘n.v. drukkerij en uitgeversbedrijf de standaard – amsterdam’ de verwekkers, subtitel: grijs, de rouwkleur van een generatie, het debuut van Peter J. Muller. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat Peter Muller wat mij betreft een verstandige carrièremove heeft gemaakt: ik heb als middelbare scholier aanzienlijk meer plezier beleefd aan de Candy dan aan de verwekkers.
Karel ten Haaf
Heel goed, Karel. Volgens de Nederlandse Centrale Catalogus verscheen de verwekkers in 1966; onze UB is de enige bieb in Nederland die een exemplaar bezit.
Prima column. Overigens zou Heeresma zelf \’literator\’ (eerste zin na witregel) een invectief vinden, het zou hem een doorn in het oog zijn. Fragment uit een nog immer legendarisch interview dat Jim Rotteveel de schrijver Heeresma afnam, voor Flanor.
Jim: Het onderscheid wordt gemaakt tussen schrijver en literator. een literator is vervuld van zijn eigen ego, zijn heerlijk zelf. Heere: Dat is eigen aan de literator. De relatie van de literator tot de literatuur is dezelfde als de relatie van een normaal mens tot zijn psychotherapeut. Jim: Een literator wil graag zijn gezicht laten zien. Zoekt de publiciteit. U heeft daar zelf niet zo\’n behoefte aan. Heere: Niet in het minst! Ijdelheid is mij vreemd. Jim: ……………………. Heere: Ja, het is even schrikken maar het is wel zo. Jim: U heeft zelf gezegd: mijn oeuvre is omvangrijk, het bestaat omwille van zichzelf, ik ben de ijdelheid ontstegen. Heere: Ja, natuurlijk.
Maar goed, wat betreft deze pornografisch getinte werkjes is \’literator\’ wellicht op zijn plek.
ik heb als middelbare scholier aanzienlijk meer plezier beleefd aan de Candy dan aan de verwekkers.
En dat kan ik me heel erg goed voorstellen!
leuke column!
groet,
peter j. muller
Geachte heer Peter J. Muller,
Hopelijk leest u dit bericht, gezien uw vrij recente bovenstaande post.
Ik schrijf de biografie van Haring Arie, en in zijn nagelaten persoonlijke aantekeningen noemt hij ook u, in verband met gebotteld grachtenwater (1967) maar ook memoreert hij een cafébezoek — in uw bijzijn — in café Scheltema en een ouderwets kroegje in de Gravenstraat.
Zou over uw ontmoeting met Arie uw herinneringen met me willen delen? Ik hoop dat u contact opneemt.
Hartelijke groet,
Fred Baggen
fred@fredbaggen.nl
@Fred Braggen: Ik heb Peter J. Muller een mail gestuurd met een linkje naar bovenstaande reacties.