Kroniek: Aristide von Bienefeldt – De geheime dochter van Elizabeth Taylor (2)
De geheime dochter van Elizabeth Taylor (2)
Vijf columns geleden berichtte ik over een Fins meisje dat de Amerikaanse ambassade van Helsinki binnenliep en daar om een Amerikaans paspoort en een enkeltje naar Los Angeles vroeg. De receptioniste vroeg Anna (zo heette het meisje) waarom ze naar Amerika wilde.
‘Mijn moeder is overleden,’ zei Anna.
‘Uw moeder was Amerikaanse?’
‘Mijn moeder was Elizabeth Taylor.’
De receptioniste, die beseft moet hebben dat er een bijzondere jonge vrouw de ambassade binnengelopen was, wees naar een fauteuil. ‘Neemt u plaats,’ zei ze, ‘dan maak ik het meteen in orde. Vanavond zit u in het vliegtuig naar Amerika.’
Anna ging op reis, maar het was niet de reis die haar beloofd was. Een in allerijl ontboden arts onderzocht haar en liet haar overbrengen naar een psychiatrische kliniek. Voorzien van alle faciliteiten en met uitzicht op de Oostzee, lees ik op de bijbehorende website.
Anna paste zich snel aan. Na verloop van tijd mocht ze vrienden ontvangen, af en toe werd haar – onder begeleiding – een wandeling in de buitenlucht toegestaan en op Facebook hield ze bij welke pillen ze haar voorschreven, en hoeveel.
Op 1 augustus meldt ze: Vanmiddag heb ik een uur naar de zee gekeken. Ik heb me geen seconde verveeld. Van de 204 pillen die ik sinds mijn gevangenschap heb moeten slikken, heb ik er 201 door het toilet gespoeld. Ik ben niet ziek.
Ze vergelijkt de inrichting met een klooster en beschouwt zichzelf als een dolende geest die tijd nodig heeft om twee levensfases te overbruggen, een soort van ontnuchteringsmoment waarin ze zich losweekt van haar gelogen leven in Finland en zich voorbereidt op een leven als de tragische dochter van een dode filmster.
Een maand later sluit ze de overbruggingsperiode af. Mij stuurt ze een mail: ‘Ik ben ontsnapt. Gelukkig heb ik de hand weten te leggen op mijn paspoort en mijn creditcard, verder heb ik alleen wat kleren, een tandenborstel en natuurlijk jouw flesje mee kunnen nemen. Op het vliegveld heb ik mijn bankrekening leeggehaald, een tentje gekocht, een telefoon en een enkeltje Parijs. ‘s Avonds heb ik in Saint-Germain pizza gegeten met een glas rosé en ile flottante toe. Ik heb in de Tuilerientuin overnacht, en voor ik op de trein naar Reims stapte, ben ik naar een film met Ingrid Bergman geweest. Nu woon ik in mijn tentje in het bos. Jij bent de enige die ik nog vertrouw.’
‘Kijk maar uit,’ schreef ik terug, ‘voor je het weet gaat er iemand met je flesje vandoor. Ze worden niet meer gemaakt. Collector’s item, begrijp je?’
Anna was vol begrip. ‘Je flesje bewaak ik als een tijger. Vandaag heb ik drie roodborstjes gezien. En een monnik.’
Ik vroeg of de monnik gevoel voor plastic flesjes had en wie weet een adres. Ze reageerde niet maar op Facebook vertelt ze honderduit over haar ontmoetingen met de monnik, ze voeren diepzinnige gesprekken en soms blijft ze bij hem slapen. Ik stuurde mijn mail opnieuw. Nog steeds geen antwoord.
Toen verscheen er een filmpje op YouTube. Anna zit in haar tentje en klaagt. ‘Ik ben al een week verkouden en mijn geld begint op te raken.’
Via de site van de kliniek vond ik het nummer van haar arts. Eergisteren belde ik op. In gebroken Engels legt mevrouw K uit dat Anna op 26 augustus verdwenen is en dat de politie een opsporingsbericht afgegeven heeft. ‘Die dag heeft ze het vliegtuig naar Parijs genomen. Sindsdien ontbreekt elk spoor.’
Ik vertel over de Tuilerientuin, de Ingrid Bergmanfilm en de monnik uit Reims. Ze raadt me aan contact met Anna te houden. ‘We moeten haar vinden. Haar moeder is dodelijk ongerust.’
Per mail vraag ik Anna of ze de monnik nog ziet. Dit keer antwoordt ze meteen. ‘De monnik is dol op rode flesjes. Hij heeft je stukjes op internet gelezen. Hij is Vlaams, dus spreekt hij Nederlands.’
Ik adviseer haar bij de monnik in te trekken. ‘Hij heeft vast verwarming. Stel dat je flesje kou vat. Dat kunnen we niet hebben.’
Ze belooft voorlopig bij de monnik te blijven en bedankt voor mijn steun. ‘Jij bent de enige die mij begrijpt.’
‘En de monnik.’
‘En de monnik. Die begrijpt me ook.’
‘O Anna,’ voeg ik terloops toe, bij wijze van PS, ‘als je tijd hebt, bel dan even je moeder. Ze is erg bezorgd.’
Twaalf uur later probeer ik vergeefs Anna’s Facebookpagina te vinden. Ook de filmpjes op YouTube zijn verdwenen.
Een mailtje krijg ik nog wel: ‘Je hebt me in het diepste van mijn ziel gekwetst. Je weet net zo goed als ik dat mijn moeder dood is.’
Aristide von Bienefeldt
Krijgen we de volgende keer nummer drie? Ik begreep dat er alweer ontwikkelingen zijn.
Ja, Anna is gevonden. En… weer kwijtgeraakt.