Column: Karel ten Haaf – Standjes
Er is nauwelijks een boek in de Nederlandstalige literatuur waarin geen seks voorkomt. Meestal beschrijven of suggereren de auteurs de bekende standjes, maar soms worden er ook nieuwe bedacht – of toch in ieder geval nieuwe benamingen.
Van sommige namen is niet duidelijk welke positie ze behelzen. In deze categorie is de flipstand (een lied uit 1966) van Jan Cremer het bekendst:
Hé, ik was laatst in Parijs bij De Gaulle
Hij zei tegen mij: Jan, La France, c’est moi
Ik zeg: Charles, nou moet je effe goed luisteren jongen
Le Flipstand, c’est moi!
En die flipstand, wat het ook moge zijn, is niet mis:
Ik zag Jayne Mansfield aan het strand
Ze lag zich te vervelen
Ik leerde haar mijn nieuwste stand
Nu loopt ze aan één stuk te kwelen
Ik ben dol, stapeldol op de flipstand
Minder bekend, maar net zo intrigerend, is een onlangs door Lupko Ellen in de thriller Herenboer geïntroduceerde term:
Assef liet zijn rechterpink even op de schaamheuvel van zijn vrouw dansen en duwde haar daarna van zijn schoot.
‘Ik ga eten. Weet je nog hoe we het in Harvard deden na mijn afstudeerfeest?’
Zij knikte.
‘Zo gaan we het straks weer doen.’
‘Op z’n Amerikaans.’
‘Ja, en op zijn Frans, op zijn Russisch en op zijn Grieks.’
Op z’n Amerikaans – de lezer mag zelf uitmaken welk standje dat is, al worden er wel wat beperkingen opgelegd aan de fantasie, want op z’n Amerikaans is, zo blijkt uit de geciteerde passage, in ieder geval een andere positie dan op zijn Frans (oraal), Russisch (het geslacht tussen de borsten geklemd) en Grieks (anaal).
Een andere grote natie wordt vernoemd door Tomas Lieske, in het prachtige Alles kantelt:
We trokken steeds vaker samen op, ik liet de jongens steeds vaker in de steek. Als ik weer eens meespeelde werd na korte tijd het spel onderbroken en kwamen ze om me heen staan. Wat ik nou eigenlijk moest met die Duitse meid, speelde ik liever met haar dan met ons (zei Jan Smets, waarop een hard gelach volgde), ze kenden nog wel een paar Duitse standjes, als ik die soms wilde leren (zei Peer, nog harder proesten), wat het bijzondere was van dat Duits en of ik kon merken dat ze de oorlog hadden verloren? Waarop Peer zei dat zijn vader beweerde dat de Duitsers alsnog hadden gewonnen. En toen ging het gesprek daar weer over.
Op zijn Amerikaans, op zijn Duits – de term is er, de inhoud niet.
Over inhoud gesproken: minder landgebonden, meer toegesneden op het individu, is een door mij (in trudelieze draaide focus (serie)) gemunte benaming die ik goed genoeg vind om hier te herhalen:
op z’n rubens
overdwars, tussen
de vetrollen van
de buik
Onovertroffen in het benoemen van de coïtus zijn de schrijvers Kees van Kooten en Wim de Bie. In de sketch ‘De Klisjeemannetjes’ op Hengstenbal. De derde langspeelplaat van het Simplisties Verbond (1977) komen voorbij: kieren, wippen, van bil gaan, soppen, de oudste beweging der wereld maken, flenzen, palen, van wippestijn (wippestein?), pompen, een punt zetten, ketsen, pruimen op sap zetten, de oudste voorstelling der wereld, fleppen, in de suikerpot roeren, roompotje peilen, doktertje spelen, een veeg geven, bonken, rolbezemen, kunstbiljarten en knarren.
Na deze overvloed lijkt het onmogelijk om nog iets nieuws te bedenken. Wellicht klopt dat waar het de benaming van de standaardparing betreft, in welke positie dan ook. Toch meen ik hier te kunnen komen met een primeur: een term die exact uitdrukt waarom het gaat, maar die ik desondanks nog nooit ben tegengekomen – zou dat te maken hebben met een taboe? Ik heb het over (zelfs in mijn ogen wat onsmakelijk) ‘stomale seks’.
Karel ten Haaf
Vindplaatsen:
Jan Cremer – de Flipstand (single, 1966)
Lupko Ellen – Herenboer. Literaire thriller (Uitgeverij Passage, Groningen 2011), p. 97
Tomas Lieske – Alles kantelt. Roman (E. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam/Antwerpen 2010), p. 138
karel ten haaf – meisjespijn. gedichten [1987-2007] (Uitgeverij Passage, Groningen 2007), p. 403
Kees van Kooten en Wim de Bie – De Klisjeemannetjes. Op: Hengstenbal. De derde langspeelplaat van het Simplisties Verbond (1977)
[youtube]https://www.youtube.com/watch?v=NjMEJMeDR9c[/youtube]
Ik hoor \’kusbiljarten\’ ipv \’kunstbiljarten\’ bij de Klisjeemannetjes. Hoor ik het nou niet goed?
Viezerd.
Nee hoor, de leeftijd dat ik zoiets vies vond heb ik voorgoed achter me gelaten.
Ik versta \”kuns-biljarten\”. Misschien kan een Hagenees uitsluitsel geven.
Het almachtige Google lijkt jou ook gelijk te geven: 1080 resultaten voor kunstbiljarten tegenover slechts 7 voor kusbiljarten.
En slechts 5 voor kutbiljarten. Maar dat gaat over de sport.
Van de klos gaan.
Graag onder hele naam reageren.