Recensie: Joke J. Hermsen – Blindgangers
Het geluidloze gevecht tussen verwachting en wanhoop
Literatuur en filosofie zijn bij Joke J. Hermsen onafscheidelijk. Ze is één van de beste essayisten van ons taalgebied, haar erudiete essaybundels Stil de tijd (2009) en Heimwee naar de mens (2003) zijn de bijna perfecte kruisbestuiving van filosofie en literatuur. Ook in haar fictie speelt de filosofie een belangrijke rol, bijvoorbeeld in haar roman De profielschets (2004), waarin een strijd om de macht plaatsvindt binnen een faculteit filosofie. Slimme mensen die zich bezighouden met belangrijke vragen, het tegenovergestelde is waar: het nietzscheaanse ‘wil tot macht’ wordt op ordinaire wijze gepraktiseerd. In haar nieuwe roman Blindgangers is filosofie wederom op intelligente wijze geïntegreerd.
In de Volkskrant stond afgelopen zaterdag een zeer negatieve bespreking van Daniëlle Serdijn. Haar oordeel: twee sterren, want: borrelpraat, geneuzel, ‘klaagfeminisme’. Hermsen betoogt volgens haar dat het huwelijk een ‘valse belofte’ is. Mijn oordeel is diametraal tegenovergesteld: Blindgangers van Joke Hermsen is een intelligente en goede roman. Serdijn raakt in de war van de stijl en klaagt, maar in de beginhoofdstukken staan zinnen die zeker een nominatie verdienen voor de Tzum-prijs. Bijna natuurlijk wisselt Hermsen van perspectief, van heden naar verleden, van verteller naar de binnenwereld van de personages en van personage naar personage.
Godzijdank presenteert Hermsen in het begin, als een voorafje, haar personages, zodat we niet die slappe introducties krijgen wie wie is. Bas, Iris, Johan, Reindert, Ella en Det (de laatste was de hoofdpersoon van Hermsens debuut Het dameoffer). Ze lopen allemaal tegen de vijftig. Ze komen bijeen in Drenthe om het 25-jarige jubileum van hun studentenclubje filosofie Nil desperandum – ‘gij zult niet wanhopen’ – te vieren. Bas is getrouwd met Anna en ze hebben een tweeling die eindexamen doen. Iris en Johan zijn gescheiden, hebben een studerende dochter en een goed nahuwelijk. Reindert is gescheiden van Medy, en heeft met haar twee dochters. Ella die een zoon heeft uit een ander huwelijk is zijn nieuwe vriendin. Det van Vliet is alleen en is dichter van weinig gelezen dichtbundels.
De plot van de roman loopt niet over van gebeurtenissen. Dat hoeft ook niet. De personages zijn geen onderdeel van het verhaal, de personages zíjn het verhaal. Hermsen betoogt en beweert niks, het is immers geen essay, maar een roman. Hermsen thematiseert wat Hanny Michaelis dichtte in haar bundel Water uit de rots (1957):
het geluidloze gevecht
tussen verwachting en wanhoop
om het niemandsland
van mijn bestaan.
Zo denkt Iris, als ze even wat tijd voor zichzelf heeft: ‘Wat namen ze de literatuur, de filosofie, de wereld en elkaar vreselijk serieus. Wat was er toch met die ernst en hartstocht gebeurd? Ze kwamen nog wel bij elkaar en lachten en aten en dronken ontzettend veel en zeiden dan “Heerlijk niet!” of “Genieten” maar veel verder kwamen ze meestal niet. Het was net alsof ze vroeger niet alleen een serieuzer, maar ook waarachtiger leven leidden.’ De tegenstelling verleden-heden staat gelijk aan de tegenstelling verwachting-wanhoop.
De verwachting, een platonisch idealisme, heeft het ‘geluidloze gevecht’ verloren, de zoektocht naar de liefde, het ware en het goede is langzaamaan geblokkeerd. Bas krijgt zijn proefschrift maar niet af en heeft een liefdeloos huwelijk met Anna; ‘geen tekst en geen seks’. Zo karakteriseerde Reindert zijn huwelijk met Medy tot hij het genoeg vond en hij Medy verliet voor zijn huidige vriendin Ella. De liefde in Reinderts leven bleef echter in onbalans, want de wraakzuchtige Medy houdt hun twee tienerdochters op rancuneuze wijze weg bij hun vader. Johan is het carpe diem-type, vooral op seksueel gebied. Hij meent dat dit de ware en goede levenshouding is: weg met Plato, welkom Epicurus. Iris vecht tegen de somberheid van het alleen zijn. De drijfveren die hen vroeger zoveel levensvreugde, lees hoop, gaven zijn bevroren.
Als het Iris’ beurt is om te spreken tijdens het diner, herinnert ze de groep aan Plato’s tekst Symposium die het kersverse clubje 25 jaar geleden als eerste onder handen nam. ‘Het verlangen naar het goede of ware houdt namelijk nooit op, omdat Eros niet alleen een zoon van Poros is, maar ook een zoon van Penia, de armoede en dus zal hij de rijkdom nooit voorgoed kunnen verwerven, zoals jij beweert, maar altijd zoekende blijven; als het goed is, tenminste.’ Altijd zoeken naar het ware en het goede en de liefde, dat was de verwachting van de jonge studenten. Dat is wat ze hoop gaf, de verwachtingen waren hun wil tot leven.
Plato is zachtjes weggelopen en met veel kabaal is Nietzsche binnengekomen. Ze kennen Nietzsche, zijn boeken en zijn denken. Stop maar met het zoeken naar het ware, het goede en de liefde, niet ontdekken wat niet aards of fysiek is, maar dat aardse en fysieke juist onderzoeken. Niet hopen wat zal komen als je maar zus of zo, nee, kijk om je heen: dát is het. Veel is dat niet; als Plato de verwachting is, is Nietzsche de wanhoop. Hermsen geeft in interessante dialogen voorzetten over Plato en Nietzsche, met genoeg informatie, de lezer moet ze inkoppen.
Ook zonder Plato en Nietzsche is de thematiek duidelijk. De verwachtingen zijn niet gerealiseerd: mislukte huwelijken, mislukte carrières etc. Maar in plaats deze verwachtingen bij te stellen, worden de hoofdpersonen overspoeld door wanhoop of somberheid. Behalve Johan, die met zijn ironische houding zijn leven geslaagd acht. Hij denkt door zijn levenshouding vrij te zijn. Hij is zich niet bewust dat – dit is Kierkegaard – zijn ironische levenshouding hem niet bindt aan de gegeven werkelijkheid en daarom inhoud mist voor de bepaling van zijn subjectiviteit; Johan is slechts negatief vrij, niks bindt hem, er is niks wat hem vasthoudt.
Hoe om te gaan met de verwachtingen van vroeger die niet zijn gerealiseerd? Dat is waar alle personages mee worstelen. Het gaat de één beter af dan de ander. Niet dat deze roman een melodramatische soap is, daarvoor is het veel te intelligent. Daarvoor wordt het geluidloze gevecht van het leven, de strijd tussen verwachting en wanhoop, te goed beschreven. Joke Hermsen is één van beste Nederlandse schrijvers van dit moment en Blindgangers is het bewijs. Koester haar.
Koen Schouwenburg
Joke J. Hermsen – Blindgangers. De Arbeiderspers, Amsterdam. 372 blz. € 19,95.
Het is zeker een intelligent boek. Toch vind ik het meer een ideeënboek dan een roman over levende personages. De hoofdpersonen voelden voor mij als vervoermiddel van de filosofische ideeën. Met geen van hen kreeg ik echt voeling. Irritant vind ik de beknopte voorstelling van de personen in het begin van het boek. Als je aan het lezen bent, moet je die steeds naslaan, wat de vaart eruit haalt.
Bij de start was ik nog geboeid door de personages en hun achtergronden. Gaandeweg begonnen dezelfde personages me steeds meer te irriteren in hun voorspelbaarheid en karikaturale gedragingen. Alleen Iris en Det blijven nog wel invoelbaar in hun observaties van de anderen. Tegelijkertijd worden er voortdurend verwijzingen naar hedendaagse gebeurtenissen opgevoerd, die het boek binnen de kortste keren gedateerd doen zijn. Het taalgebruik staat bij vlagen op hoog litterair niveau om het volgende moment weer te ontaarden in gebabbel. Ik kan er niet erg mee uit de voeten.
Ik ben het helemaal met de recensent eens. Deze roman snijdt belangrijke filosofische kwesties aan, maar de stijl blijft toch heel invoelbaar en soepel. Het is een maatschappij kritische roman, zeker, maar nooit saai of langdradig. De epiloog is het mooiste stukje proza wat ik sinds lang gelezen heb, en ook het meest hoopvolle gedeelte van het boek.