Recensie: Alexandra Harris – Virginia Woolf
Twijfel is het centrale woord
Over Virginia Woolf is vreselijk veel geschreven, over haar leven en werk. Wat voegt Virginia Woolf van Alexandra Harris toe aan de boeken die er al over Woolf zijn geschreven? In haar voorwoord beantwoordt de biografe beide vragen: ‘It is meant as a first port of call for those new to Woolf and as an enticement to read more.’ De biografie als aanzet om meer werk van Woolf te lezen en een introductie op haar leven en werk. Prima redenen. Deze biografie is dan ook niet bedoeld voor diegene die al één of meer biografieën over Woolf heeft gelezen.
Virginia Woolf (1882-1941) is onmiskenbaar één van de beste auteurs van de twintigste eeuw met minimaal vier meesterwerken op haar cv: Mrs. Dalloway, To the Lighthouse, Orlando en The Waves. Naast deze bekende romans schreef Woolf een enorme hoeveelheid essays; ze was niet alleen een uitstekende romanschrijfster, maar ook een begaafd critica en essayiste.
Harris’ biografie is mooi in balans als het gaat om leven en werk. Ze geeft goede introducerende analyses op de belangrijkste werken van Woolf. Woolf is niet onleesbaar, ze schrijft geen makkelijke romans, betoogt Harris, maar als je het werk verzet dat de auteur van je vraagt word je rijkelijk beloond.
Wat maakt de romans van Virginia Woolf complex? 1922 is een magisch jaar in de literatuur met de verschijning van James Joyce’s Ulysses, T.S Eliot’s The Waste Land en Woolf’s Jacob’s Room. De publicatie van Jacob’s Room is het begin van Woolf’s modernisme. De blik richt zich naar binnen, met als centrale vraag: wat kunnen we kennen? Vanaf deze roman problematiseert Woolf onder meer de ontoereikbaarheid van de taal, het probleem van het kenvermogen en het zelf, en de complexiteit van de tijd als duur. Het fragmentarische doorbreekt de waarneembare eenheid, de harmonie ligt onder de oppervlakte. De fictie van Woolf is ingewikkelde materie, vandaar dat Harris’ enthousiasmerende introductie van toegevoegde waarde is.
Niet dat alles is geslaagd in deze biografie, die prachtig is vormgegeven met mooie foto’s en illustraties. Het leven van Woolf werd gekenmerkt door manische depressiviteit, maar Harris vermeldt de ziekte en de gevolgen hiervan te summier. Worstelingen met depressie zijn altijd episch en verdienen daarom de ruimte. Net als haar huwelijk met Leonard Woolf: verder dan de karakterisering ‘goed huwelijk’ komt Harris niet. Niet dat ik verlang naar gedetailleerde beschrijvingen over de intieme zaken van hun huwelijk, maar naar hun relatie als twee belangrijke intellectuelen in de turbulente tijd van het interbellum: hun discussies over literatuur, bepaalde auteurs, hun uitgeverij, politiek, filosofie etc. De biograaf selecteert en maakt keuzes, Harris geeft meer ruimte aan haar vriendschap (en tijdelijke verhouding) met Vita Sackville–West.
Virgina Woolf was zelf zeer geïnteresseerd in het genre van de biografie. In een essay schreef ze over de biograaf: ‘And thus we come to the conclusion, that he is a craftsman, not an artist; and his work is not a work of art, but something betwixt and between.’ Woolf betoogde dat de biograaf niet enkel moet schrijven over de feiten. Het is tevens van belang dat de persoonlijkheid van de gebiografeerde wordt geportretteerd. Harris voldoet aan deze eisen. Ze schrijft goed en geeft de persoonlijkheid van Woolf redelijk weer binnen de beperkte ruimte die ze zichzelf heeft opgelegd. De onzekerheid van Woolf, toch een belangrijk onderdeel van haar persoonlijkheid, blijft wat onderbelicht. Twijfel is namelijk het centrale woord in A Writers’s Diary (een selectie uit haar dagboeken geselecteerd door Leonard): ‘Few people can be so tortured by writing as I am. Only Flaubert I think.’ Deze marteling is het gevolg van perfectionisme, ambitie en voornamelijk de steeds terugkerende vraag: is het goed en ben ik goed?
‘Woolf was suspicious of all pomp and ceremony’, schrijft Harris. Langzaam werd ze steeds bekender, ze sloeg veel uitnodigingen om te spreken af, om haar ‘quitness and autonomy’ te beschermen, want:
She wanted to be read, she wanted some money, and she wanted to be free to write what she chose. That was what mattered, and she rejected the other trappings that fame offered her.
Woolf had in 1913 al geprobeerd zelfmoord te plegen, maar deze poging mislukte (de jaren 1913-1915 waren de ergste jaren uit haar leven, met vele mentale inzinkingen). In 1941, als haar ziekte weer eens opspeelt, besluit ze dat het genoeg is. Het vraagt teveel van Leonard en haar omgeving, vindt ze. Ze vindt zichzelf een last voor haar directe omgeving. Ze loopt naar een rivier en stopt stenen in haar zakken. Ze verdrinkt zichzelf en pas weken later wordt het lichaam – meegesleurd door de rivier – gevonden. In de epiloog van haar Woolf-biografie schrijft Julia Briggs: ‘Woolf’s life, like that of Sylvia Plath, is too often read in terms of her death, as if that was the most interesting or significant thing that happened to her.’
Harris romantiseert de beroemde zelfmoord van Woolf niet. De biografie eindigt ook niet met de dood van Woolf, maar met een globale beschrijving van de receptie en behandeling van Woolf’s werk in de loop der jaren. Een hoofdstuk dat onmisbaar is voor de introductie op haar werk vanwege de uiteenlopende interpretaties in de secundaire literatuur over Woolf. Dit einde is een mooi begin om de romans of essays van deze bijzondere vrouw en schrijfster te (her)lezen.
Koen Schouwenburg
Alexandra Harris – Virginia Woolf. Thames & Hudson, Londen. 192 blz.