Recensie: Gerard Koolschijn – Geen sterveling weet
Sla mij met medelijden, gelijk een vader doet
Een aantal eeuwen voor Christus schreef de Griekse aristocraat Xenofon een tekst genaamd Anábasis. Het verhaal, waarin de hoofdpersoon uiteindelijk wordt verbannen door zijn thuisland, is autobiografisch. Circa twee-en-een-half duizend jaar geleden was dat een unicum. Gerard Koolschijn, gelauwerd vertaler van talloze Griekse klassiekers, refereert in zijn romandebuut aan de barre tocht die Xenofon heeft beschreven. Geweld, repressie, ontberingen, waanzin en (psychologische) veldslagen komen als tijdloze kwelgeesten terug in Geen sterveling weet. Het autobiografische karakter van het boek maakt de parallel compleet.
De expertise van Koolschijn voert terug naar de tijd ‘vóór Christus’: een ironisch contrast met de omgeving waarin de jonge Gerard opgroeit. Jan Koolschijn, vader van drie zoons (waarvan Gerard de oudste is) en een dochter, hoopt zijn leven lang op de bekering, ofwel het verdienen van een plek in de hemel die is voorbehouden aan diegenen die totale vergeestelijking bereiken. De strenge leer van dominee Raave, die obsessief wordt gevolgd door Jan, predikt een onvoorwaardelijke overgave aan God. ‘Een Christen is een mens die niet kan, die niet wil, die niet weet, die niet heeft, die niet deugt.’
Waar de naam Raave staat, dient eigenlijk Paauwe gelezen te worden. Paauwe was in Nederland een gevierd prediker, die zich afscheidde van de reguliere kerk en een eigen geloofsrichting navolgde in de eerste helft van de twintigste eeuw. Ook Siebelink heeft geschreven over de radicale invloed van deze man. De kinderen van Jan en Jettie Koolschijn wordt veel ontzegd. De onheilspellende preken, die thuis ook na de dood van Raave het gezinsleven domineren, snijden elke jeugdige uitspatting de pas af. De religieuze doctrine die Jan zijn kinderen oplegt, staat in contrast met zijn wereldlijke uitglijders: openlijk legt hij het aan met andere vrouwen. Gerard, een kind nog, wordt in vertrouwen genomen door zijn ouders en daardoor ongevraagd geconfronteerd met hun (seksuele) frustraties. Als volwassene is hij – niet verwonderlijk – altijd onderweg, zoekend naar zingeving en een veilige haven.
De keuzes die Gerard maakt in Geen sterveling weet grenzen soms aan een onbegrijpelijke achteloosheid. Wie verwekt er nu kinderen bij een psychisch labiele echtgenote, in ruil voor vrijheid? Menselijk falen is een prominent thema in deze roman. Een afrekening lijkt het, zoals de personages, weerloos in de klauwen van fictie, worden beschreven. Maar zo eenvoudig is het niet. Vooropgesteld dat het hier een subjectieve vertelling betreft, zal de lezer moeten erkennen dat Gerard, evenals een aantal andere personages, keuzes maakt uit vele kwaden. Zijn vlucht uit het benauwende dagelijkse bestaan resulteert slechts in nieuwe teleurstellingen. Hij beseft dat hij zich altijd zal moeten conformeren aan de bestaande maatschappelijke verhoudingen.
Het debuut van Koolschijn vereist geduld van de lezer. Niet alleen de inhoud verdient het om overdacht te worden, alvorens een oordeel te vormen. Ook de schrijfstijl, een classicus waardig, moet in het juiste perspectief worden geplaatst. Elk woord is gewogen, de herinneringen lijken soms lukraak ingevoegd, pittoreske landschapsbeschrijvingen gaan over in kille constateringen. Geen sterveling weet is een boek om te herlezen, tussentijds passages opzoekend uit het werk van Plato en de geschriften van Paauwe. Geduld wordt, zo luidt het gezegde, altijd rijkelijk beloond.
Marleen Nagtegaal
Gerard Koolschijn – Geen sterveling weet. Athenaeum, Amsterdam, 520 blz. € 19,95.