De beroemdste man van Nederland is jarig. Vijfenzestig is zijn leeftijd nu. Over iemand die iedereen kent wordt natuurlijk geschreven, ook poëzie. De sportman in kwestie inspireert niet alleen door zijn dansachtige bewegingen, maar ook door zijn eigenzinnig, vernieuwend, zelfs poëtisch taalgebruik.

Hij werd bezongen door mindere goden als ik, maar ook door literaire groot- en/of beroemdheden als bijvoorbeeld Jan Wolkers, Anna Enquist, Ronald Giphart, de Hermannen Brusselmans en Koch, Aad Nuis, Mustafa Stitou, Jan Kal, Leo Vroman, Arnon Grunberg, P.F. Thomése, Willem wilmink, Theun de Winter, Henk Spaan, Tim Krabbé, Nico Scheepmaker, Henk Pröpper, Michel van der Plas, Herman de Coninck en Johnny van Doorn – om er een paar te noemen.

De meeste dichters bezingen de balvirtuositeit en het speloverzicht van de vandaag jarige. Sommigen behandelen het eigenzinnig taalgebruik van ‘het man wie poëzie orakelt’. Ik vind die gedichten het leukst, waarin ook de vorm van het gedicht het onderwerp bezingt: nummer 14 in 14 regels, een gedicht het speelveld van de dichter noemen, of het gedicht dat een voetbalveld uitbeeldt door twee strofen/teams van elf regels/spelers.

Een tuiltje verjaardagspoëzie (de laatstgelezen bloem koos ik uit schaamteloze zelfpromotie):

CRUIJFF 50

Hun zeggen Johan Cruijff wordt vijftig jaar,

dus in principe is dat een gegeven,

want net als bij het voetbal heb het leven

dat dus de dingen volgen na elkaar.

Je ken in wezen honderd worden, maar

normaal gesproken word je nooit meer zeven.

Op die soort basis is dus veel geschreven,

want als je hier bent, ben je dus niet daar.

Je moet je ergens aan de regels houden,

in een sonnet en op het voetbalveld.

Dat is dus logisch, denk je bij je eigen.

Je wordt wel ouder, maar je blijft de oude.

Jij, Johan, bent nog lang niet uitgeteld,

maar ik moet nu na nummer 14 zwijgen.

Jan Kal

[In: Hard gras. Voetbaltijdschrift voor lezers. Nummer 10, april 1997, p.99]

CRUIJFF

Een gestrekte bal,

een balk door de lucht,

een eerlijk eikehouten schot:

zo gaat de waaeheid op haar doel af.

Of heen en weer

en heen bewegend, de tegenstrever,

de lezer, steeds weer op het verkeerde

been zettend, door een overstapje, een

oversprongetje, elke nieuwe regel

uit leesevenwicht te beginnen,

deze beweeglijkheid, deze fysieke

bewogenheid, god, dit is kunst:

geboren worden en een lichaam hebben

en er dan gedurende een blauwe maandag

Johan Cruijff mee zijn

in een gedicht, een speelveld

van Herman de Coninck.

Herman de Coninck

[De gedichten. Samengesteld en verantwoord door Hugo Brems (Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 2004 [dertiende druk; eerste druk 1998]), p. 109]

veertien vijftig

(25-4-’97)

hoewel het leeftijdsverschil met de jaren

verwaarloosbaarder werd tussen hem

nummer veertien orakel god verlosser

die voetbal verhief tot grote k

en mij bespeler van het witte veld

ik kan haast zeggen dat we van

dezelfde generatie zijn

toch is het of

de afstand tussen ons heden

groter is dan ooit nu

cruijff vijftig wordt

zo stopte hij helaas

met roken is hij naar

ik vernam nooit dronken en

gaat hij zich niet te

buiten aan veelwijverij

behalve misschien toen in dat zwembad

verder wordt hij vet betaald voor

zijn woorden op de buis en

vang ik per gepubliceerd

gedicht gemiddeld slechts zo’n

veertien gulden vijftig

karel ten haaf

[meisjespijn. gedichten [1978-2007] (Uitgeverij Passage, Groningen 2007), p. 379]

Karel ten Haaf