Column: Karel ten Haaf – Droom
Een van de ontroerendste, want eerlijkste openingszinnen die ik ken, is van Sal Santen. Hij begint zijn – autobiografische – roman De B van Bemazzel (Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1989) met
Ik weet nu zeker, dat de bezetting tot mijn impotentie heeft geleid. Het geeft me een rampzalig gevoel, dat al mijn handelen doordringt.
Eerst schreef ik het toe aan de gevorderde zwangerschap van Bep, en lieten we het vrijen achterwege. Toen in oktober onze kleine meid werd geboren, dachten we dat het, na het herstel van Bep, wel beter zou gaan, maar nu hoef ik mezelf niets meer wijs te maken. Elke keer proberen Bep en ik of het nu beter gaat, dan breekt mij opeens het zweet uit, en is het mis. Niemand heeft er benul van, hoe afschuwelijk zo’n mislukking is.
Bep geeft de moed niet op, en raadt mij aan, er met een psychiater over te praten. Met welke? Vaak zijn het mensen met burgerlijke opvattingen, die je revolutionair-zijn als een ziekteverschijnsel beschouwen. Alsof de maatschappij zo gezond is…
Daarom ben ik naar dokter Van Bomas gegaan. Hij is een van de bekwaamste psychiaters, en ook links.
[p. 7]
Achter het personage Van Bomas gaat schuil psychiater en seksuoloog Coen van Emde Boas (1904-1981), aan wie Sal Santen in 1974 een exemplaar cadeau deed van ¡ Adiós compañeros ! Politieke herinneringen. Met een woord vooraf van Anton Constandse (Wetenschappelijke Uitgeverij bv, Amsterdam 1974). Dit exemplaar, tot mijn grote genoegen sinds vandaag – dinsdag 26 juni 2012 – in mijn bezit, bevat, naast de opdracht op de titelpagina
Voor Coen,
Die ontstaan en geboorte
begeleidde.
Sal
Amsterdam, 20 october 1974
enkele extra’s: een op p. 5 ingeplakte fotokopie van een ‘Mexico, le 16 Mai 1956’ gedateerd kort briefje van ‘Natalie Sedova-Trotzky’ aan ‘Cher Camarade, Sal Santen’; en een fotokopie van een twee pagina’s tellend epistel van Willem G. van Maanen – ‘je Prins’ (ontcijfer ik) – n.a.v. de lezing van ‘de proeven’ van ¡ Adiós compañeros !, gedateerd ‘Putten / 24 sept 74’, gelijmd én geniet aan pagina [228]. Maar het mooiste van al: op de binnenzijde van het voorplat en de Franse titelpagina staat een handgeschreven tekst van Santen:
Droom
Ik reed met Michel in een autobus – nee, het was een trein – door een dor, steenachtig land. Wij stopten bij een café’tje in Spanje. Op een tafeltje lag een pak buitenlandse kranten, maar ook lag er de waarheid, niet die van de communistische partij want het was een klein blaadje zonder hoofdletters en het zag er simpel uit. Ik wou het gaan lezen, maar Michel zei mij dat er niets bizonders in stond.
Toen zwom ik in zee. Het stormde en de golven waren woest. Ik probeerde naar de kant te zwemmen, maar moest eerst door een teerlaag. Aan de kust moest ik door vuur, toen door smeerboel.
Ineens stond ik op een molen met draaiende wieken. Terwijl ik naar beneden keek herinnerde ik mij plotseling, in het water een kindje bij me te hebben gehad dat ik wilde redden. Ik was bang dat het verdronken zou zijn. Toen zag ik het in de verte lopen, zelfstandig geworden.
Coen: Misschien durf je voor het eerst de waarheid met betrekking tot Michel onder ogen te zien.
Een prachtige inleiding bij een boek dat handelt over Santens tijd in de trotskistische beweging en zijn verering voor, en vervolgens moeizame losmaking van, Michel Raptis – de man die politiek leider van de Vierde Internationale was in de jaren vijftig en zestig – die in (de eerste druk van) ¡ Adiós compañeros ! figureert onder de naam Martin.
Karel ten Haaf