Recensie: Arnon Grunberg – De man zonder ziekte
Een overdosis soberheid
Dat Grunberg een veelschrijver is, heeft eenieder die zijn verrichtingen de laatste jaren ook maar met een half oog heeft gadegeslagen, objectief kunnen vaststellen. Reisverslagen, essays, bergen columns, raadgevingen, verhalen, een scenario, toneelstukken, filosofische geschriften, gedichten, een Boekenweekgeschenk en een Bijbellezing. En romans, niet te vergeten: elf stuks in totaal, negen als Arnon plus twee als Marek van der Jagt. Zijn jongste heeft titel De man zonder ziekte meegekregen. De vraag is gesteld of Grunberg niet teveel schrijft. Want kan de golden boy van de Nederlandse literatuur te veel schrijven?
Net als in eerder werk geeft Grunberg zijn personages gestalte door hun gebreken te beschrijven, die meestal uit de paradoxale combinatie van een totaal gebrek aan empathie en een overdosis schaamtegevoelens bestaat. Zo ook Samarendra Ambani. Hij is een jonge architect en Zwitsers staatsburger en heeft een vriendin die volledig perfect is op haar snorretje na. De meest intieme momenten beleeft hij douchend met zijn zus Aida, die een progressieve spierziekte heeft en daardoor zwaar gehandicapt is. Hij krijgt de opdracht een operagebouw in Irak ontwerpen en staat daarmee model voor de Westers hoogmoed die de nutteloosheid van de kunst tot hoogste doel verheven heeft. Wat een grandioze carrièremogelijkheid lijkt, mondt uit in een met ware nachtmerrie.
Sam (zoals hij zich, om iedere identificatie met zijn Indische wortels te vermijden, liever laat noemen) wordt ervan verdacht een spion te zijn, de achtentwintigste man van een geheim commando, die na een marteling in Irak ontsnapte en nogmaals in Dubai wilde toeslaan. Hij lijkt tot twee keer toe slachtoffer te worden van een Kafkaesque complot. Zoals van hem verwacht mag worden geeft Grunberg de plot aan het einde nog een kwinkslag, waardoor de kwintessens van de roman volledig verandert. Buiten dat valt er betrekkelijk weinig te beleven. Het verhaal is bijna net zo sober als Sams vriendin perfect is wanneer ze haar snor heeft verwijderd. Het einde doet zelfs wat afgeraffeld aan, zoals een student met de naderende deadline in de ooghoek een verslag afmaakt. Onverwacht schrijnend is tijdens die gehaaste eindsprint nog het laatste weerzien met zijn vriendin Nina, waarbij verwijten over zijn behaagzieke en ruggengraatloze persoonlijkheid de boventoon voeren. Uiterst absurd en pijnlijk geloofwaardig tegelijk.
De laatste tijd viel het op dat er steeds meer eenvormigheid was in de potpourri van Grunbergs schrijverijen. Wie de voetnootjes, mensendokterconsulten en een roman van zijn hand tegelijkertijd las, raakte soms de kluts kwijt. Het dagelijkse commentaar in de rechteronderhoek van de Volkskrant zou niet misstaan als ironische bespiegeling in een van zijn verhalen, de zerpe adviezen die hij als zielenzalver geeft niet als meedogenloze ontleding van de beweegredenen van een van zijn romanpersonages. Die overlap (je zou het ook coherentie kunnen noemen) hoeft niet erg te zijn en kan juist verrijkend werken, maar wordt vervelend als je het idee krijgt dat de roman minstens net zo snel geschreven is als het journalistieke werk. Misschien moet Grunberg weer eens echt gaan leven in plaats van rond te hangen in haast buitenaardse oorden als Dubai en Baghdad om vervolgens weer eens een echte, doorleefde roman te schrijven.
Meriel Benjamins
Arnon Grunberg – De man zonder ziekte. Nijgh en van Ditmar, Amsterdam. 222 blz. € 17,50.
De man zonder ziekte… Een pageturner, dat wel, maar al gauw vervelend. De tekening van de hoofdpersoon blijft abstract, een construct, komt nergens tot leven en maakt bijgevolg identificatie onmogelijk. Verwijzingen van Grunberg\’s adepten naar grote schrijvers als Kafka e.a. lijken mij sowieso gratuit.