Recensie: Barbara Reeh – Unter Professorendamen. Ein Universitätsroman über Gastarbeiter, Karrieren und Intrigen
‘Fremd bin ich eingezogen, fremd zieh’ ich wieder aus.’ Germanisten in Groningen
De titel van de Duitse roman Unter Professorendamen zinspeelt niet toevallig op Onder professoren van Willem Frederik Hermans. Het boek gaat over hoogleraren in Groningen, maar dan wel in het vak Duits. Vooraf wil ik een aantal mogelijke misverstanden bij de Nederlandse lezers van dit boek helpen voorkomen. Vooral bij de lezers die een beetje op de hoogte zijn van de actuele ontwikkelingen in de Groningse Faculteit der Letteren. Ze verwachten van een campusroman over de Groningse germanistiek misschien een sappig verhaal over de afgelopen tien jaar waarin de oude garde der hoogleraren werd vervangen door jonge ambitieuze vrouwen, die intussen allemaal weer zijn verdwenen. Een verhaal over de ingrijpende veranderingen van het vak Duits met de komst van de nieuwe hoogleraar Waltraud Wende, de sluipende machtsgreep van de managers, en daartussen de Rückzugsgefechte van de oudere heren en de Zickenkriege tussen de geleerde machtsbeluste dames. Leuk toch!?
Dit stond in ieder geval mij voor ogen, toen ik voor het eerst van dit boek hoorde. Maar ik had het mis. De auteur Barbara Reeh is iets anders van plan: ze laat haar roman in de jaren negentig spelen, die zij als Professorendame, dus als echtgenote van één van de betrokken hoogleraren, zelf heeft beleefd. Dat was voor mij wel even een teleurstelling, maar laten we afwachten wat het boek te bieden heeft.
Het tweede mogelijke misverstand is, dat het hier om een sleutelroman zou gaan, waar je achter de personages de echte professoren en medewerkers kunt herkennen en daaraan allerlei plezier kunt beleven, leedvermaak hebben of verontrust worden. Dat genre wekte mijn nieuwsgierigheid, want ik zat en zit midden tussen de mensen in de beschreven vakgroep. Toch is Unter professorendamen in uiterst beperkte zin een sleutelroman. Beter gezegd: ik moet het zelfs als één van de kwaliteiten van dit boek beschouwen, dat het Barabara Reeh gelukt is om de personen en hun karaktertrekken, hun thema’s, ideeën en intriges zo te veranderen dat er een volledig nieuwe groepsconstellatie te voorschijn komt. Haar roman is een alternatieve geschiedenis van de germanistiek in Groningen geworden, waar desalniettemin alle kenmerken en problemen van de jaren negentig in voorkomen.
Wat blijft dan over? Een grootse roman zoals die van Hermans is het niet. Integendeel: We hebben te maken met een reeks min of meer vermakelijke verhalen over het gehakketak tussen Nederlandse en Duitse docenten, over de machtsstructuren in de faculteit en steeds weer over de vooroordelen die Nederlanders en Duitsers over elkaar koesteren. De verhalen zitten wat losjes aan elkaar. Het begint met de komst van de Duitser Bernhard Knirr, de nieuwe hoogleraar Duitse literatuur, en het eindigt met zijn vertrek terug naar de Heimat.
Het boek is in het Duits geschreven, maar is het ook helder en interessant voor een lezerspubliek, dat noch met de Groningse germanistiek noch met Nederland vertrouwd is? Zoals de titel al laat vermoeden, spelen de echtgenotes van de professoren een hoofdrol, ook wat hun invloed op de beslissingen van hun mannen betreft. Onder al die echtgenotes valt Waltraud het meest op. Ze is de vrouw van de nieuwe Duitse hoogleraar Knirr en in haar leefomstandigheden en visies komen een aantal autobiografische trekjes van Barabara Reeh te voorschijn. De schrijfster van deze roman is de echtgenote van Rainer Fremdling (geen grapje, die naam!), hoogleraar sociaaleconomische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1987 tot 1999. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opzet van de Groningse Duitslandstudies.
Waltraud regelt de sociale contacten met de buren in het kleine dorpje en met het gezelschap van de ‘Groningse grachtengordel’. Ze adviseert haar man in allerlei opzichten en ontvangt zijn gasten. Ze noemt hem liefdevol ‘Knirps’ (ukkepuk). De naam Waltraud betekent ‘starke Herrscherin’ en ‘die waltende Göttliche’. Daar zit wel iets in, vooral als je bedenkt dat deze Waltraud het alter ego van de auteur is. Maar ook Waltraud kan niet voorkomen dat de linguïst Dr. Louis-Karel Kortewiek door allerlei slimme streken weet te bereiken dat hij als tweede hoogleraar Duits geïnstalleerd wordt, en dat zonder kosten voor de faculteit. Kortewiek had altijd gedacht de gedoodverfde opvolger van de oudhoogleraar Donneur te zijn en zag zich door de komst van Knirr gedupeerd. Nu slaat hij terug, natuurlijk met hulp van zijn vrouw Madelon en de vrouw van de oud-hoogleraar.
Donneur mit seinen Beziehungen zur Politik und zur Wirtschaft will die Neue-Hanse-Interregion für eine Stiftungsprofessur anzapfen. Die kriegen für jedes Vorhaben, das nur irgendwie grenzüberschreitend klingt, jede Menge Geld aus dem Topf für Grenzlandpolitik in Den Haag. Und all die international operierenden Unternehmen, die im Bereich der Neuen Hanse-Interregion hier im Norden sitzen, lassen sich auch nicht lumpen. Allen voran die Königlich Niederländische Erdgas-Union. Donneur ist sich sicher, dass die Uni liebend gern mitspielt, wenn die Professur sie keinen Pfennig kostet. (p. 30-31).
De Gasunie betaalt dus het hoogleraarschap en helpt de inheemse Kortewiek aan een sterkere positie dan de wat onbeholpen agerende Duitser. Die heeft sowieso moeite met het doorgronden van de wetten van de Nederlandse hiërarchie. (Duitsers denken altijd dat die hier niet bestaat.) Uiteindelijk ziet Knirr het niet meer zitten en hij accepteert een hoogleraarschap in het Oost-Duitse Jena, dat voor hem als West-Duitser ook vreemd zal zijn. Nogmaals: dit heeft allemaal zo niet plaatsgevonden. De kracht van deze roman ligt in de fijne ironie waarmee Barbara Reeh dit project als alternatieve geschiedenis van de germanistiek werkelijkheid laat worden. Ze verbeeldt de oorspronkelijke bedoelingen van Rainer Fremdling met de Groningse Duitslandstudies in een soms hilarisch verhaal en een mooie utopie.
In de realiteit werden de Duitslandstudies door een bijzonder hoogleraar ingevuld, die voor één dag in de week uit het westen naar Groningen kwam en nooit over de grens naar Noord-Duitsland is geweest. De baan is al sinds tien jaar stiekem door de faculteit geschrapt. De Neue-Hanse-Interregio, die de kustlanden van Noord- en Oostzee omvatte, bestaat ook niet meer. De Duitslandstudies zijn afgeschaft, en vanaf volgend studiejaar geldt dat ook voor het vak Duits en alle andere zogenaamde kleine talen. Maar de Gasunie, die bestaat nog. Ze lijkt uit het perspectief van de letterkundigen een beetje op het kasteel van Franz Kafka. Wie van hun weet haar te bereiken? En zouden we dat wel willen?
Dat brengt ons terug naar mijn aanvankelijke beschouwingen over dit boek en zijn bedoelingen. Er is een echte Waltraud geweest in het nieuwe millennium, die een poging heeft gedaan om als ‘starke Herrscherin’ en ‘waltende Göttliche’ de Groningse germanistiek aufzumischen. Deze ‘Göttliche’ is intussen minister in het kabinet van de deelstaat Schleswig-Holstein. De roman die hierover gaat zou Unter Professorinnen moeten heten, maar wie gaat hem schrijven?
Bij het boek van Barbara Reeh blijft de vraag waar ze eigenlijk haar publiek denkt te vinden. Voor de Duitsers in wiens taal het is geschreven, zal het vreemd overkomen. En ook voor Barbara Fremdling zelf is het blijkbaar zo geweest als in de eerste regel van Schuberts Winterreise: ‘Fremd bin ich eingezogen, fremd zieh’ ich wieder aus.’ Nomen est omen.
Peter Groenewold
Barbara Reeh – Unter Professorendamen. Ein Universitätsroman über Gastarbeiter, Karrieren und Intrigen. Norderstedt: Books on Demand GmbH, 184 blz. €12,90.