Recensie: Bernlef – Voorgoed
Het kleine groots
In zijn nieuwe bundel Voorgoed heeft Bernlef een keuze gemaakt uit zijn poëzie van het debuut Kokkels (1960) tot en met Kanttekeningen (2010). Het is een andere keuze (‘scherpere’, staat in de verantwoording) dan die in voorgaande verzamelbundels zoals Achter de rug (1997) en Gedichten 1960-1970. Werden in Achter de rug nog zestien gedichten uit het debuut opgenomen, nu in Voorgoed zijn het er nog maar zes.
In de jaren zestig en zeventig schreef Bernlef gedichten die verwant waren aan het dadaïsme. Samen met K. Schippers en G. Brands maakte hij Barbarber, een tijdschrift waarin onder andere de ready made centraal stond. In latere bundels is Bernlef lyrischer gaan schrijven. De dadaïstische gedichten die alleen uit rake observaties van bijna onopgemerkte zaken bestaan, raken meer op de achtergrond. Een kleine gebeurtenis vormt steeds vaker de aanleiding voor een overdenking die in een dramatisch beeld gevangen wordt: ‘Hoe had het ooit kunnen bestaan, dat gevoel/ tussen haar en het instrument, die smeltende muziek/ die haar had verlaten en haar nu achterliet/ zonder hoor of wederhoor.’
Toch laat Voorgoed zien hoe constant Bernlef in zijn motieven (en kwaliteit) is gebleven. Het is verstilde, kale poëzie; een beetje zoals het Zweedse landschap: best indrukwekkend, maar daar laat het zich niet graag op voorstaan. De observaties staan nu in dienst van een gedicht dat vooral wil ontroeren in lenige taal.
Bernlef heeft altijd al belangstelling gehad voor de manier waarop de perceptie bepaalt wat wij zien en hoe we dat ervaren. Automatismen zorgen ervoor dat wij kunnen bestaan, maar ‘gewoontedieren worden wij en daardoor op den duur/ blind en doof voor verwondering.’ Die verwondering wordt weer tot leven gebracht door te beschrijven wat maar heel even valt waar te nemen en dan voorgoed onzichtbaar wordt.
Net zoals de verwondering op slot kan zitten, zo lijken veel herinneringen onbereikbaar. Toch is er maar weinig voor nodig om de herinnering levend te maken: ‘(…) één gebaar, één geluid, één lichtval/ kan plotseling de toegang verschaffen tot/ de ruimte waarin alles bewaard blijkt te zijn.’ De beste gedichten uit Voorgoed zijn die waarin Bernlef in prachtige beelden laat ziet dat we gewoontedieren zijn, die ontregeld worden door een herinnering.
Het museum van de kindertijd
Het is altijd ergens, maar wie het bij toeval ontdekt
in een naamloze straat, stuit meestal op een
dichte deur waarachter stilte heerstOf lijkt te heersen. De meesten lopen door
terug naar het vertrouwde stratenplan
en vergeten zijn bestaan.Is het museum vloeibaar, opvouwbaar
bestaat het uit prisma’s, elektrische velden
of valt het soms samen met wie eraan denkt?Meestal is het verlaten, de wanden
en uitstalkasten leeg op de jaartallen na
die elkaar hun juistheid betwistenOf het vult zich met mist, met daarin
een aarzelende stem die beweert zich
niets meer te herinneren, vrijwel niets.Maar één gebaar, één geluid, één lichtval
kan plotseling de toegang verschaffen tot
de ruimte waarin alles bewaard blijkt te zijn.
Rieuwert Krol
Bernlef – Voorgoed. Querido, Amsterdam. 530 blz. € 39,95.