Recensie: Leonard Ornstein – De jonge Fortuyn
Een kleine dictator
Afgelopen mei was het tien jaar geleden dat Pim Fortuyn werd vermoord. Ter gelegenheid van deze herdenking gaf Leonard Ornstein alvast een voorproefje van de grote Fortuynbiografie waar hij aan werkt. In De jonge Fortuyn komen de eerste 24 jaar van de flamboyante politicus aan bod. Ornstein schrijft in de inleiding van zijn boek dat hij heeft willen onderzoeken ‘welke elementen uit zijn jeugd hebben bijgedragen aan de Pim Fortuyn zoals hij uiteindelijk zou worden’. Van de familie heeft hij de beschikking gekregen over maar liefst honderddertig dozen met archiefstukken, Fortuyn bewaarde nu eenmaal alles. Verder heeft de biograaf natuurlijk gesprekken gevoerd met zowat iedereen die Fortyun gekend hebben. Ornstein, net als Fortuyn socioloog, geeft een goed beeld van de tijd en het milieu waarin Fortuyn opgroeide. Vooral de manier waarop het katholieke geloof alles bepalend was in zijn jonge jaren komt uitgebreid aan bod. Terwijl hij zijn lagere schooltijd haatte, genoot Fortuyn met volle teugen van zijn katholieke middelbare school, het Mendelcollege in Haarlem. Daarna komt hij in Amsterdam terecht, juist in de tijd dat het verzuilde en gezagsgetrouwe Nederland op zijn grondvesten begint te schudden. Van vroom rooms jongetje ontwikkelt Fortuyn zich tot communist, de puber die serieus overweegt priester te worden, wordt een uitgesproken homoseksueel.
Fortuyn zelf heeft in zijn eigen boeken ook over zijn jeugdjaren geschreven. Met enige regelmatig moet Ornstein constateren dat Fortuyn hierin nogal eens de waarheid geweld aan heeft gedaan. Zo was zijn familie vrij gewoontjes en liep Fortuyn beslist niet voorop bij studentenacties. Ook heeft hij het bewijs gevonden dat Fortuyn wel degelijk lid wilde worden van de CPN, iets wat hij later altijd ontkende. ‘Fortuyns woorden kunnen met een korreltje zout worden genomen,’ stelt Ornstein droogjes vast. Een karaktertrek van Fortuyn waar veel mensen later mee te maken krijgen is dat hij verbaal uitgesproken agressief kon zijn. Fortuyn beweerde dat hij al jong over dit wapen beschikte.
Altijd argumenteren, dat kon ik als de beste, maar ze moesten wel mijn zin doen. Een kleine dictator die ook veel oudere jongens op de kop zat en de baas was. Ik wist het altijd beter en het moet gezegd worden: ik had altijd gelijk.
Ook deze uitspraak van Fortuyn beschouwt Ornstein echter als ‘geromantiseerde geschiedenis’, Fortuyn was waarschijnlijk veel bedeesder dan hij later toe wilde geven. Maar een pater waar Fortuyn goed mee op kon schieten rapporteerde destijds : ‘(…) maar ik moet u toegeven: in contact met anderen komen er botsingen – dan is er geen aansluiting.’ Dat wijst er toch wel op dat de grote behoefte om zijn zin door te drijven er altijd al was, ook al op school. De jonge Fortuyn eindigt als Fortuyn in Groningen bij de universiteit gaat werken. Na de proloog zal, zo moeten we hopen, het echte verhaal volgen. De jonge Fortuyn was eigenlijk helemaal niet zo interessant, dat was waarschijnlijk ook de reden dat hij zijn leven naderhand wat heeft aangedikt. Ornstein heeft het allemaal consciëntieus opgeschreven, maar erg veel greep heeft hij nog niet op zijn hoofdpersoon gekregen. Hij betrapt Fortuyn wel op veel leugens, maar hij heeft hem als persoon ook nog niet scherp in het vizier gekregen. Ook hem lijkt de ware Fortuyn (nog) te ontglippen.
Doeke Sijens
Leonard Ornstein – De jonge Fortuyn. Bezige Bij, Amsterdam. 208 blz. € 17,50