Feuilleton: Gerard van Emmerik – Zweden of Noorwegen; of misschien Denemarken (18)
Helemaal niet goed? Onzin, het ging hoogstens een beetje niet goed. Logisch trouwens, wanneer je je halve leven in een instituut hebt gezeten en opeens alles en iedereen om je heen nieuw is.
Zoals twee vrouwen, die maar bleven roepen: ‘Gaat het?’
Ze hielpen me overeind en veegden plakjes mos van mijn knie.
Ik zei dat het ging.
Nergens meer last van, behalve misschien dat gehijg. En ook jammer dat ik naakt was, erg naakt. Hildegard keek te nadrukkelijk een andere kant op, haar vriendin deed minder alsof en mompelde: ‘Je dingetje heeft het geloof ik koud.’
‘Kom,’ zei Hildegard. ‘Snel aankleden en naar huis.’
Op het terras zaten de andere vrouwen en Karl te zwijgen.
‘Daar zijn we weer,’ riep Hildegard. ‘Lekker een duik genomen in het meertje…’ Ze vouwde haar armen over elkaar. ‘Maar het begint nu wel fris te worden. Willen jullie niet naar binnen? Nemen we een glaasje wijn en wat te knabbelen.’
De dames en Karl verroerden zich niet.
Hildegard glimlachte. ‘Wat een bedrukte smoeltjes. Is er wat?’
‘Ja,’ zei een van de vrouwen. ‘Je man vertelde over de jongen.’
‘Vooral leuke dingen.’ Karl knipoogde naar me.
‘Nou,’ zei de vrouw, ’toch ook wel wat andere dingetjes, dacht ik. Over die vader van je.’ Ze stond op en pakte mijn hand. ‘Lijkt me vreselijk. Met vaders is meestal wel wat mis, maar die van jou… Wat een geluk om nu hier te kunnen wonen.’
Ik ben geen prater. Meer iemand die toekijkt hoe anderen het doen, leven enzo. Maar nu, door die lekkere boslucht en al die bezorgde blikken… In elk geval kon ik hem niet langer doodzwijgen, de Noor of Zweed of Deen, dus haalde ik diep adem en zei: ‘Hij was niet aardig.’
‘Lijkt me zwak uitgedrukt.’ De vrouw hield mijn hand steviger vast en keek alsof ze zin had om een poosje te gaan huilen. ‘Wel goed dat je hem niet verdedigt, meestal blijft een kind loyaal.’
‘Behalve als de ouders deugen.’ Karls stem klonk vermoeid. ‘Dan hoor je een kind juist alleen maar klagen. Dan doet vader alles fout.’
‘Vergeet moeder niet,’ verzuchtte Hildegard.
‘Precies,’ zei de vrouw. ‘Maar als ze Hitler of Stalin heten… Of Breivik…’
Karl werkte zich uit zijn tuinstoel omhoog. ‘Hitler had geen kind.’
De vrouw schudde haar hoofd. ‘Op Arte zeiden ze dat er wel degelijk een Adolf junior was. Niet zo vreemd dunkt me, een beetje dictator plant zich voort.’
‘Waarschijnlijk was Hitler van de club,’ zei Karl. ‘Meer in voor de heren. Die Eva was ter misleiding.’
Hildegard knikte. ‘Zoals bijna alles misleiding is. Lieverd, we onderbraken je… Wil je nog wat zeggen?’
Iedereen staarde me aan. Ik probeerde een paar goede woorden te verzinnen. Mijn mond ging al open, en daar waren ze, de woorden.
‘Ik weet nooit of het Anders is of Andres.’
‘Anders.’ Karl gaf een trap tegen een steentje. Het belandde ergens tussen de struiken. ‘But who cares? Zullen we naar binnen? Het wordt inderdaad frisjes.’
Gerard van Emmerik