Recensie: Willem Frederik Hermans – De donkere kamer van Damokles
Loser blijft loser
De actie Nederland Leest zet dit jaar De donkere kamer van Damokles in de schijnwerpers, de klassieker van Willem Frederik Hermans. het was ongeveer dertig jaar geleden dat ik dat boek gelezen had, dus het was wel tijd voor een herlezing. Die hernieuwde kennismaking confronteert je vooral met je gebrekkige geheugen: de roman was verworden tot enkele groffe verhaallijnen, aangevuld met informatie die je in de loop der jaren had gelezen over het boek en gecorrumpeerd door tentamenvragen die je aan je studenten hebt gesteld die de roman louter tot een literaire constructie herleiden (‘bespreek het dubbelgangersmotief’).
Henri Osewoudt heeft een sigarenwinkel in Voorschoten. Hij is jong en woont met zijn lelijke, oudere en overspelige vrouw boven de winkel die nog van zijn vader is geweest. Zijn verwarde moeder, die de vader van Henri vermoord heeft, woont bij hen in. Het portret dat Hermans van Osewoudt schetst is meteen al negatief. De jonge Henri hoort eens zijn tante met andere dames over hem spreken:
‘Hij is een zevenmaandskindje. Ja, en moet je weten, hij is niet eens echt geboren. Zijn moeder heeft hem op een dag verloren in de po, tegelijk met haar ontlasting.’
Zo negatief als er over hem gesproken wordt, zo negatief is Osewoudt ook over zichzelf als hij in de spiegel kijkt:
‘Zijn ogen maakten ook in ruststand de indruk dat hij ze samengeknepen hield, alsof hij alleen maar loeren kon en niet gewoon kijken. Zijn mond deed denken aan de opening waardoor laagstaande dieren hun voedsel opnemen, geen mond die ook lachen en praten kon.’
Dat negatieve zelfbeeld verdwijnt pas als de oorlog uitbreekt en Dorbeck op een dag zijn winkel binnenstapt. Hij lijkt op Osewoudt, maar zijn uitstraling en optreden is precies het tegendeel. Door de opdrachten die Osewoudt vanaf dat moment krijgt van de verzetsman Dorbeck transformeert Osewoudt, in handelen en uiterlijk, naar de man die hij had willen zijn. Door de ander te spelen, lijkt hij zichzelf te worden.
Ik heb de laatste jaren meer romans van Hermans herlezen. Nooit meer slapen, Ik heb altijd gelijk, Onder professoren: hoe verschillend de hoofdpersonen ook zijn, het zijn allemaal eenlingen die strijden tegen hun omgeving, de mensen door wie ze omringd zijn en de tegenspoed die hoe dan ook op hun pad komt. De donkere kamer van Damokles lijkt binnen het oeuvre iets anders te zijn omdat hier iemand boven zichzelf lijkt uit te stijgen. Osewoudt wordt een dappere man in het verzet en weet zich te weer te stellen tegen de Duitsers. Loser wordt winnaar.
Je kunt De donkere kamer van Damokles lezen als een spannende roman, vol achtervolgingen, liquidaties en machogedrag: James Bond in oorlogstijd. De draai die Hermans aan het boek geeft, maakt het echter tot een meer psychologische roman. Als de bevrijding komt wordt Osewoudt gevangen en is het de vraag of Dorbeck echt bestaan heeft of slechts een hersenschim van de hoofdpersoon is. De centrale vraag die de actie Nederland Leest in haar campagne stelt – is Osewoudt goed of fout? – doet er helemaal niet toe. Het is belangrijker dat binnen deze romanwerkelijkheid die vraag niet opgelost kan worden. Je zult als lezer tot de conclusie moeten komen dat de ‘echte werkelijkheid’ niet kenbaar is. In die zin is De donkere kamer van Damokles een goed voorbeeld van een modernistische roman.
Dertig jaar na de eerste lezing blijft De donkere kamer van Damokles als roman een goed boek, al erger ik me nu meer aan de stereotype beschrijving van de homoseksuele nazi Ebernuss (‘Hij rook naar viooltjes.’) Ook de rare gewoonte van Hermans om het woord ‘kijken’ te gebruiken waar ‘zien’ noodzakelijk is, haalt je uit het verhaal (‘Maar dat hoefde ook niet, zeiden ze, ze zeiden dat ik u die foto moest laten kijken, dan zou u weten dat het safe is!’). Toch heeft De donkere kamer van Damokles alle kwaliteiten in zich om nog jarenlang een klassieker te blijven.
Coen Peppelenbos
Willem Frederik Hermans – De donkere kamer van Damokles. Nederlans Leest-editie, 2012. 320 blz. Gratis voor leden van de bibliotheek.
DDKVD is geen modernistische roman omdat je als lezer de conclusie moet trekken dat er een echte werkelijkheid is die niet kenbaar is, het een modernistische roman omdat het het concept van een echte werkelijkheid, kenbaar of onkenbaar, op losse schroeven zet.
Daarom staat bij mij \’echte werkelijkheid\’ tussen aanhalingstekens.
Bij herlezing na 40 jaar vind dit boek erg tegenvallen! Ik snap dat het in context van de jaren 50 gelezen moet worden, en hoe het breekt met het toen gangbare goed/fout schema over de oorlog.
Maar het verhaal is opgebouwd uit een reeks tamelijk ongeloofwaardige gebeurtenissen. Bijvoorbeeld hoe O bijna terloops de een na de andere moord pleegt. Dat wordt nergens invoelbaar.
Nagenoeg alle personages zijn zo plat als een dubbeltje.
Zelf het dubbelgangersmotief vind ik nu gekunsteld uitgevoerd.
E.e.a. niet zonder de nodige flauwiteiten. (Ook in Nooit meer slapen viel de meligheid me op.)