Roos en graven: Louis-Ferdinand Céline (1894-1961)
Van het ene graf naar het andere, maar we blijven nog even in Parijs, in het voorstadje Meudon om precies te zijn.
Vanwege een hardnekkige liefde voor de romans Dood op krediet en Reis naar het einde van de nacht moest en zou ik met de fotograaf naar Meudon, want dat is de plek waar Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) in 1951, na tal van omzwervingen en een Franse amnestiewet, ging wonen en waar hij tien jaar later ook werd begraven.
Céline ligt gevoelig in Frankrijk, en dat bedoel ik niet letterlijk. Na eerder genoemde meesterwerken, die verschenen in de jaren dertig, volgde er een reeks sterk antisemitische brieven en pamfletten. Dat werd hem terecht niet in dank afgenomen en aan het eind van de oorlog vluchtte hij, om vervolging te voorkomen, met zijn vrouw Lucette weg uit Parijs, kat Bébert op de arm. Eén klein sympathiek trekje, die kat, van dieren hield ie dus wèl.
Hop naar Meudon dus, op zoek naar dat graf. Maar Meudon blijkt twee kerkhoven te tellen ontdekken we als we vruchteloos een groot grafveld hebben afgezocht. Het veel kleinere Cimetière des Longs Réages is vrij moeilijk te vinden en niemand maar dan ook niemand wil of kan ons de weg wijzen. Zelfs een politieagent haalt zijn schouders op. Céline? Destouches? Nooit van gehoord. Uiteindelijk bereiken de fotograaf en ik op eigen kracht onze bestemming; aan het einde van een smal doodlopend straatje is een poort naar een klein kerkhofje, daar moeten we zijn. Zodra we de poort door zijn worden we onmiddellijk aangehouden door een argwanende kerkhofbeheerder. Wat we komen doen, wie we zoeken. Zuchtend brengt hij ons naar het graf van de schrijver maar fotograferen is streng verboden. Mag niet volgens de wet, Céline was een antisemiet en verering van de schrijver of het graf is dus niet wenselijk. Ook de begrafenis in 1961 vond in zeer besloten kring – in stilte – plaats. Weduwe Lucette was er uiteraard wel bij, zij woont nog steeds in Meudon en is dit jaar 100 geworden. Op de grafsteen zijn haar naam en geboortejaar reeds ingebeiteld, maar doodgaan doet ze niet.
Terwijl ik met de kerkhofman sta te praten schiet de fotograaf stiekem, uit zijn heup, een paar scheve plaatjes. Dit wordt ‘m duidelijk niet.
Alle reden, zo meenden we, om dit jaar nog een keer een bezoekje aan Parijs/Meudon te brengen. De schrijver en zijn werk moeten in Céline’s geval maar niet met elkaar verward worden, die twee boeken rechtvaardigen een foto.
Zo gezegd, zo gedaan, en we weten nu waar we moeten zijn. Auto op veilige afstand geparkeerd, fototoestel correct ingesteld en eropaf. Bliksemsnel lopen we recht naar het bescheiden graf en stel ik me op naast de steen. Nog voor de beheerder uit z’n hok kan komen zijn we alweer vertrokken, weg van hier, naar een volgend kerkhof, van het ene graf naar het andere.
Roos Custers (foto: © Dolf Verlinden)
Goed gedaan Roos! Pas maar op, de doden hebben soms lange armen..
Topschrijver die Celine. Vooral de eerste passages van Voyage au Bout de la Nuit (de bokbiertjes, de Parijzenaars, de schermutselingen van WO1). ZO begin je dus een verhaal.
MVG,