Recensie: Erwin Mortier – Avonden op het Landgoed
Betondorp in de bergen
Bij de uitvaart van Gerard Reve, waar Nederlandse collega-schrijvers zo massaal afwezig waren, viel de afscheidstoespraak van de Vlaamse schrijver Erwin Mortier op. Niet veel mensen wisten dat hij en zijn vriend Lieven Vandenhaute al jarenlang bevriend waren (met korte onderbrekingen, dat wel) met Reve en Joop Schafthuizen.
In 1997, Mortier was nog niet gedebuteerd, mogen ze mee naar het beroemde Geheime Landgoed van Reve in Frankrijk. Van die reis hield Mortier een dagboek bij. Volgens mij heeft Mortier enige schaamte moeten overwinnen voordat hij besloot dit dagboek te publiceren. Hij laat het dan ook voorafgaan door een inleiding en luidt het boek uit met een nawoord. Daarin probeert hij vooral te voorkomen dat het beeld dat van Reve blijft hangen, die van gekke, oude man is.
De reis naar het Geheime Landgoed is een bezoeking en het verblijf ook. Reve ouwehoert aan één stuk door, maakt continu seksuele toespelingen en drinkt als een bezetene. De mannen doen ’s nachts maar de deur van hun slaapkamer op slot om niet gestoord te worden door de volksschrijver. Dat doet hij natuurlijk toch wel, door ze al vroeg met hard gebonk op de deur te wekken.
Voor de lezer is het boek wel komisch, zeker als je leest dat Reve op de markt een verbijsterde marktkoopvrouw vraagt om: ‘Trois melons catholiques.’ Maar als je dagenlang in zijn nabijheid hebt doorgebracht, worden de grappen op den duur sleets en vervelend. Mortier en Vandenhaute hebben een diepe bewondering voor Reve, maar die wordt danig op de proef gesteld. Misschien zijn al die wanen, grappen en grollen wel de enige mogelijkheid van Reve om zijn leven aan te kunnen. Het Geheime Landgoed met zijn Spartaanse kamers vol oude rommel die Reve uit het afval heeft gered, met een doucheputje dat meteen als wc geldt, met zijn voorkomen als een bunker, is een zelfgebouwd toevluchtsoord van een bange man. ‘Het Landgoed is de isoleercel van een volstrekt voor het leven onaangepast mens. Het is Betondorp in de bergen.’
Avonden op het Landgoed is een hard boek omdat je de geestelijke aftakeling van de schrijver van dichtbij volgt. Het is op sommige punten zelfs gênant als blijkt dat Reve racistische praatjes verkoopt tegen de vriend van Wouter van Oorschot die vlakbij ook een huis bezit. Mortier probeert echter toch met mededogen terug te kijken in zijn nawoord en de ideeën en humor van Reve te duiden. Hij introduceert ‘geveinsd veinzen’ (als variant op Kellendonks ‘oprecht veinzen’) in een poging Reve’s religieuze opvattingen (en misschien wel zijn gehele houding ten opzichte van de wereld om hem heen) te begrijpen. ‘Ik begon Gerards ironie met andere woorden te bezien als een vehikel waarmee hij poogde om toch te spreken over die zaken waarover men volgens Wittgenstein dient te zwijgen omdat ze zich buiten het voor de rede vatbare bevinden.’
Voor de lezer is het lastig om dat betoog te geloven na het dagboekgedeelte. Mortier is dan ook vooral in gesprek met de Reve die hij kent uit de boeken; de Reve die nog een intellectuele uitdaging bood. Het is jammer dat ze elkaar niet twintig of dertig jaar eerder hadden ontmoet. Het is goed dat Mortier die ontluistering aanbiedt in de liefdevolle omarming van een bewonderaar, want ook de laatste jaren van Reve moeten beschreven worden en dan lees ik het liefst een boek dat Reve niet louter reduceert tot een potsenmaker.
Coen Peppelenbos
Erwin Mortier – Avonden op het Landgoed, Op reis met Gerard Reve. De Bezige Bij, Amsterdam, € 15,00.
Eerder verschenen op Literair Nederland, 19 februari 2007.