Recensie: Koos van Zomeren – Nog in morgens gemeten
Leven met beperkingen
Het lijkt een wat zinloze bezigheid: schrijven tegen vergankelijkheid. Toch is dat wat Koos van Zomeren al een tijdlang doet. Naast zijn ‘gewone’ romans heeft hij ook al een heel oeuvre bij elkaar geschreven dat je een mengvorm van columns en essays kunt noemen: met altijd een sterk persoonlijke, autobiografische inslag. En altijd goed geschreven.
Al eerder schreef Van Zomeren in Een jaar in scherven over Herwijnen, de plaats van zijn vroege jeugd, het land van zijn vader. Nu, bijna twintig jaar later doet hij het nog eens. De aanleiding daarvoor is dat het landschap van vroeger aan het verdwijnen is en de mensen die het ‘oude’ landschap nog kennen ook verdwijnen. In Nog in morgens gemeten onderzoekt Van Zomeren hoe dat landschap in een kleine eeuw totaal van karakter is veranderd.
Een belangrijk keerpunt is de ruilverkaveling geweest na de oorlog. Vanaf dat moment is het landschap veranderd, maar ook de welvaart. Was Herwijnen vroeger een redelijk armoedige plaats, ‘achterlijk’ wordt er zelfs gezegd, langzamerhand treedt de vooruitgang in.
Dat is meteen een lastig punt voor de schrijver. Aan de ene kant kan hij woedend uitvallen naar de moderne tijd: ‘Maar naar de verdoemenis is het! En voor wie zou je het moeten betreuren? Voor jezelf natuurlijk, maar verder? Ga op zaterdagmiddag eens in Arnhem in de stad staan en kijk eens naar de mensen die daar lopen. Hun manier van doen, hun manier van kijken en praten… je weet meteen genoeg. Een verwoest land is het, dat is precies wat ze willen.’ Aan de andere kant wil hij ook niet vervallen in het nostalgisch verheerlijken van vroegere tijden. Zo schreef hij dertig jaar geleden al een artikel in de Nieuwe Revu waarin hij het afbreken van dijkhuisjes vergoelijkte. Die huisjes waren wel pittoresk, maar voor de mensen die er in leefden waren ze verre van comfortabel. Ze waren ook een symbool van de armoede: de reden waarom zijn vader het gebied uit vluchtte en elders zijn heil zocht.
In zijn zoektocht naar het verloren landschap (waar ook de grote M van de hamburgergigant het uitzicht staat te verpesten) stuit Van Zomeren op een oude moordzaak. Vlak na de oorlog heeft een jachtopziener een stroper neergeschoten. Per ongeluk? Was het moord? Niemand in het dorp spreekt er nog over, maar iedereen weet het nog wel. Door die moordzaak te reconstrueren leert de schrijver steeds meer over de sociale structuren in het dorp: hoe nauw de levens met elkaar verbonden waren en hoe bizar dat soms kon uitpakken. Zo staat een familielid van jachtopziener binnen de kortste keren bij de moeder van het slachtoffer, omdat hij nu eenmaal de kisten maakte voor de begrafenis.
Vergankelijkheid, verdwijnend landschap, sociale structuren, moord: nu lijkt het of er louter een soort doem over het boek hangt. Dat is niet het geval. Van Zomeren gebruikt dagboekachtige aantekeningen, waardoor er regelmatig ook humoristische zijsprongen gemaakt worden. En de toon in het boek is, ondanks de thematiek, licht.
Of de verwoesting van het landschap een halt toegeroepen zal worden is maar zeer de vraag. Misschien moet je daar ook niet bij stilstaan. We hebben in ieder geval een boek dat getuigt van de mensen in dit gebied ‘zij hadden leren leven met hun beperkingen. Dat was het bijzondere van deze mannen.’ Een aanrader, zoals het hele oeuvre van de schrijver dat is.
Coen Peppelenbos
Koos van Zomeren – Nog in morgens gemeten. De Arbeiderspers, Amsterdam. 318 blz.
Verscheen eerder op Literair Nederland, 24 april 2006.