Recensie: Sylvain Tesson – Zes maanden in de Siberische wouden
Als je je erop instelt dat je niets bezit, heb je alles wat je nodig hebt
De Franse schrijver Sylvain Tesson (1972) wilde voor zijn veertigste proeven van het kluizenaarsschap. Daartoe vertrok hij op 9 februari 2010 naar Siberië om aan de oever van het Bajkalmeer een half jaar in een hut door te brengen. Let wel: in de winter kan de temperatuur in die contreien zakken tot minus veertig graden Celsius en in de zomer lopen er hongerige beren en wolven rond. De neerslag van zijn verblijf heet eenvoudigweg Zes maanden in de Siberische wouden. Tesson heeft gekozen om zijn ervaringen op te tekenen in een dagboek. Een vorm die goed past bij zijn beschouwingen en tegelijkertijd ideaal is voor de jachtige mens die slechts beperkt tijd denkt te hebben om een boek ter hand te nemen. Nog steeds een kwestie van prioriteiten stellen, maar goed, het is mogelijk om elke dag een paar data te lezen. De stadse lezer die beschikt over een goede verbeelding kan door de adequate beschrijvingen van de onmetelijkheid binnen een paar zinnen rust vinden.
Reisschrijver Tesson is, zoals zijn vrouw het beschrijft, een strootje dat meewaait met elke wind. Altijd maar op zoek, de reis het doel, niet het arriveren. Met zijn vrijwillige ballingschap probeert hij daar verandering in te brengen. We leren allereerst over de voorbereidingen. Tesson heeft het gebied al eerder kortstondig bezocht. In Irkoetsk slaat hij pasta’s, rijst, wodka, koffie, thee en sigaren in. Heinz heeft een stuk of vijftien soorten saus in de handel. Hij neemt achttien flessen Super Hot, drie voor elke maand. Vanwege dergelijke keuzemogelijkheden wil hij weg uit de moderne wereld.
Tesson heeft een uitrusting geschikt voor een poolverblijf. Maar hij realiseert zich dat bijlen, messen en visgerei ook van levensbelang zijn. Om zich tegen beren te beschermen heeft hij een lichtkogelpistool. Dit in tegenstelling tot mensen die door Stalin naar Siberië werden verbannen. In eerste instantie denk je even aan de sensatiezoekers die zich op een open dag in een cel laten insluiten, in de wetenschap dat ze na een paar uur weer vrij komen.
Ik kijk naar de oever, probeer er niet aan te denken dat ik me zes maanden lang in deze doodse bossen ga begraven. Ze bevatten alle ingrediënten van wat je je voorstelt bij verbanning naar Siberië: de immense ruimte, het grauwe licht. Het ijs oogt als een lijkwade. Onschuldige mensen werden voor vijfentwintig jaar in deze nachtmerrie gesmeten. Ik ga er uit vrije wil naartoe. Dus waar klaag ik over?
Gelukkig. Tesson heeft een laptop, maar die begeeft het door de hevige temperatuurschommelingen vrijwel direct. De satelliettelefoon is alleen voor noodgevallen. Belangrijk is dat hij een zestigtal boeken bij zich heeft. Gedurende de zes maanden citeert hij daar af en toe uit. Adequaat, niet betweterig. Naast Hegel en Rousseau heeft hij ook thrillers bij zich omdat, zo blijkt wel, het leven in de bossen je niet altijd geestelijk op een zeer hoog peil houdt. Terug naar de natuur. Eindelijk zal Tesson weten of hij een innerlijk leven heeft en of hij zichzelf kan verdragen. Het ‘moeten’ is beperkt tot uit het raam kijken, houthakken, theedrinken, een beetje schrijven, met de pen welteverstaan, water halen, lopen en proberen vissen te vangen in een zelfgemaakt wak.
Het dichtstbijzijnde dorp ligt op honderdvijftig kilometer afstand. Maar op sommige dagen is Tesson allerminst alleen. De Russische maffia komt langs om feest te vieren aan de oever. Een enkele toerist met een gids laat zich zien en er zijn jagers en opzieners die zonder waarschuwing de hut komen binnenstormen. Tesson bewondert de zwijgzame wodkadrinkers, hij vult hun gedachten in.
Samenlevingen houden niet van kluizenaars. Ze noemen hen zonderlingen. Men vindt het onvergeeflijk dat ze zichzelf buiten de maatschappij plaatsen. Je ontdoen van hinderlijke ballast, wat kan daar op tegen zijn. Alleen de gedachten die de sleur van de uren doorbreekt. De kluizenaar is gedwongen om tevreden met zichzelf te zijn, anders is zijn leven ondraaglijk. Tesson begint te wortelen, verzoent zich met zichzelf en de wereld. De wolf is een beer geworden. Kan hij nog ontwaken uit zijn winterslaap? Een boek vol prachtige natuurbeschrijvingen én rake observaties over de consumptiemaatschappij.
Guus Bauer
Sylvain Tesson – Zes maanden in de Siberische wouden. Vertaald door Eef Gratama. De Arbeiderspers, Utrecht. 240 blz. € 19,95.