Recensie: Tommy Wieringa – Ik was nooit in Isfahaan
Spoortjes Speedboot
Het kan hard gaan met een auteur. Sinds Joe Speedboot vorig jaar een succes werd, is Tommy Wieringa een gewild auteur. Zijn boek is al een jaar niet meer weg te slaan uit de literaire top 10 en vormt daarmee het beste bewijs dat populaire boeken ook goede boeken kunnen zijn. Eind vorig jaar verscheen er een mooi klein boekje met reisnotities bij de mooie kleine uitgeverij Reservaat (Pleidooi voor de potscherf). Vlak voor de boekenweek bracht De Bezige Bij Ik was nooit in Isfahaan uit, met dezelfde omslagfoto.
Een bundel reisverhalen, waarvan sommige zo kort zijn dat de auteur ze onder de verzamelnaam ‘Ansichten’ heeft opgenomen. Azië, Afrika, Amerika, het Caribisch gebied: er is geen continent overgeslagen. En bij Wieringa geen zoektocht naar de mooiste plekjes of herhalingen van reisgidsteksten. Hij beschrijft voornamelijk mensen die hij onderweg tegenkomt. Dat had hij ook in Amsterdam-Noord kunnen doen, maar deze schrijver beschouwt de wereld gewoon als zijn directe omgeving. En daarmee voorkomt hij dat hij vervalt in het schoolmeesterproza dat je van de ene bezienswaardigheid naar de andere leidt. Zo leer je Musa de hotelier in Beirut kennen, die per telefoon vanachter zijn receptiedesk Wieringa naar de enig werkende warme douche in het hotel stuurt. Je krijgt in een paar zinnen een beeld van het hotel: ‘Tijdens de oorlog is er onophoudelijk op geschoten, in de tijd dat Musa de gasten nog vroeg of ze een kamer wilden aan de bomkant of aan de sluipschutterskant.’ Aan het einde van deze anderhalve pagina ‘ansicht’ heeft Musa in twintig minuten de douche warm gekregen, Wieringa gebeld, dat hij kan douchen op kamer 401, gebeld of hij daar daadwerkelijk is aangekomen en aan het eind snelt Wieringa weer terug naar zijn eigen kamer: ‘Ik wil niet te laat zijn als Musa belt.’
Ik moet de neiging onderdrukken om alle mooie zinnen uit het boek over te schrijven (‘De dwergficus is de meest mishandelde kamerplant ter wereld.’), maar zelfs reisboekhaters zullen door de stilistische kwaliteiten van Wieringa willen doorlezen. De langere verhalen in de bundel zijn zeer verschillend van inhoud. Zo bezoekt Wieringa in Wenen het doorgangshuis voor mannen, dat zich alleen maar onderscheidt van andere opvanghuizen door een van de beroemdste bewoners: Adolf Hitler, die als jonge, aanstormende kunstschilder tevergeefs probeerde een carrière op te bouwen in de hoofdstad. In een ander verhaal beschrijft hij het leven van Hubert von Zinzendorf, ontdekkingsreiziger en een hork van een man. Wieringa beschrijft zulke verschrikkelijke dingen van die man dat je denkt dat hele verhaal gefingeerd is.
Die scheidslijn tussen werkelijkheid en fictie zie je in drie verhalen terug waarin spoortjes van Joe Speedboot in terug te vinden zijn. Papa Afrika komt al in een reisverhaal terug, evenals een vliegtuigavontuur, maar ook de bezigheid van Fransje Hermans, de kroniekenschrijver van Lomark. Op het eiland Dominica komt Wieringa Paul Alphonso Winston tegen, die alles opschrijft wat er in zijn leven gebeurt. ‘Want op een dag, als de mensen alles vergeten zijn, zullen ze naar me toe komen en vragen: “Wat gebeurde er op die en die dag, Paul?” en voor één dollar zal ik het ze vertellen.’ Dezelfde oudedagsvoorziening als Fransje dus in gedachten had. De belangrijkste gebeurtenis van 17 november 1999 is voor Paul de ontmoeting met de schrijver: ‘Zijn naam is Tommy Vinegar uit Europa. Hij is nieuwsgierig naar dit boek en leest over mijn schouders mee. Nu krijg ik een dollar van hem.’
Als je nog geen boekenweekgeschenk hebt is dit boek een aanrader om er een gratis te krijgen.
Coen Peppelenbos
Tommy Wieringa – Ik was nooit in Isfahaan. De Bezige Bij, Amsterdam, 208 blz. € 17,90.
Verscheen op Literair Nederland, 16 maart 2006.