Recensie: Louis Couperus – Eene illuzie
In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 6: Eene illuzie.
Liever wat meer mannelijkheid
‘Spoorweglektuur’ noemde Lodewijk van Deijssel Eene illuzie van Louis Couperus, maar daar doet de criticus de schrijver wel te kort mee. In de zes verhalen tellende bundel hoort alleen ‘Uitzichten’ tot lectuur die je in de trein tot je zou kunnen nemen. Couperus beschrijft op impressionistische wijze de uitzichten uit het raam (in Stockholm, Parijs, Oostende, Chaudfontaine en Hilversum). Alleen voor de hardcore fans van Couperus genietbaar. De rest van de verhalenbundel is echter wel interessant.
Even een terzijde: wat heeft Couperus ontzettend veel lelijke, nietszeggende boektitels. Ook de titels van de verhalen laten je hart niet sneller kloppen: ‘Een zieltje’, ‘Eene illuzie, ‘Een verlangen’, ‘Uitzichten’, ‘Epiloog’, ‘Kleine raadsels’. Daar had een redacteur nog wonderen kunnen bewerkstelligen.
Je merkt dat de thematiek die Couperus in zijn verhalen aansnijdt vrij direct te maken heeft met zijn eigen leven. In het nogal bloedeloze verhaal ‘Een verlangen’ gaat het over een jongeman die doelloos door de straten van Parijs kuiert, op zoek naar de zin van zijn bestaan. Niets in het leven bevalt hem, ook de kunst en de liefde niet, omdat hij altijd wel iets onvolmaakts tegenkomt. ‘Hoe heerlijk van iemand te kunnen houden om zijne fouten, zoals een vrouw! dacht hij dan.’ Biograaf Bastet koppelt dit verhaal direct aan de depressieve periode die Couperus doorbracht in Parijs, worstelend met zijn homoseksualiteit, de verwachtingen van zijn familie en de toekomst van zijn schrijverschap.
Het zijn niet deze verhalen die het meest aanspreken. Het openingsverhaal ‘Een zieltje’ laat ondanks de wat weeïge titel de gevoelige natuur zien van een nakomertje binnen de familie, een bleekneusje dat bij niemand aansluiting vindt. Alleen de wilde oom Frank die af en toe op bezoek komt, geeft de jonge Karel de aandacht die hij verdient, waardoor de jongen zijn oom aanbidt. Jaren later verandert die aanbidding in diepe teleurstelling als de oom hem nauwelijks meer een blik waardig keurt en hem er zelfs van verdenkt dat hij een beeld heeft omgestoten. Couperus weet die gekrenktheid van de tere kinderziel goed te schetsen. Het einde van het verhaal (pas op, spoiler alert) is dan wat al te heftig: de jongen pleegt zelfmoord, vanwege zijn diepe eenzaamheid.
Ook op latere leeftijd kunnen mensen nog gevoelige naturen hebben. Dat blijkt uit het verhaal ‘Eene illuzie’ waarin de dichteres Tila met haar grootmoeder in Karlsbad verblijft. Zij heeft wel een vriend, Carel, maar daar verwacht ze meer van dan hij kan geven. Hij corrigeert haar drukproeven en hij is vol bewondering over haar poëzie over het lijden van Christus, maar zij heeft liever wat meer mannelijkheid en een man naar wie zij kan opzien. Hij kan alleen een platonische liefde voor haar voelen en waardoor dat komt durft hij niet te zeggen. Is het alleen omdat hij naar haar opkijkt als een zuivere geest? In De Tijdspiegel van 1893 vraagt de anonieme criticus zich af ‘of dit geval op eene gezonde, zuiver menschelijke, dan wel eene in-zieke, tegennatuurlijke stemming berust’. Bastet ziet in dit verhaal de fictionalisering van een bezoek dat Couperus aan Karslbad brengt waar zijn nichtje Minta Baud verbleef, met wie Couperus verondersteld werd te trouwen. Ook die verbintenis ging niet door. De latere, waarschijnlijk platonische, verhouding met haar zus Elisabeth werd wel in een huwelijk omgezet.
In de laatste twee verhalen ‘Epiloog’ en ‘Kleine raadsels’ komen spiritistische ervaringen voor. ‘Epiloog’ is het meest uitgewerkt als verhaal over een jonge dichter die in een huis woont waar ooit een jonge vrouw zelfmoord pleegde in haar huwelijksnacht. Hij krijgt van de conciërge toestemming om één nacht in de kamer door te brengen. In ‘Kleine raadsels’ komen ook enige bovennatuurlijke ervaringen voor. Motieven die later nog zullen terugkeren in het werk van Couperus. Interessant voor de letterkundigen is bovendien het optreden van Jules, die ook in Extaze voorkomt en een kleine passage waarin je een voorafschaduwing kunt zien van het verhaal ‘De binocle’, dat pas in 1920 verscheen. De hoofdpersoon zit bij de opera (‘men speelde de Walküre’) en denkt een overleden vriendin te herkennen in het publiek.
En in een donkere benedenloge zag ik, bij het dwalen van mijne oogen door de zaal, een paartje zitten, een oud paartje; een heer en eene heele oude dame; ik kon echter zelfs met mijn binocle hunne trekken niet goed onderscheiden en bij het uitgaan der comedie zag ik ze niet.
Eene illuzie kent enkele mooie verhalen, verhalen die ons vooral dichter bij de schrijver Louis Couperus brengen.
Coen Peppelenbos
Louis Couperus – Eene illuzie. Volledige werken, deel 6. L.J. Veen, Amsterdam, 1992 (oorspronkelijk L.J. Veen, Amsterdam, 1892), 132 blz.
(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)