Column: Erik Nieuwenhuis – MP3-mapje
Huis van bewaring – MP3-mapje
Ik heb niets tegen de gebruikers van Apple-producten, zolang ze zich niet als zodanig profileren. Mensen die zichzelf ‘een echte Mac-man’ noemen, of bij elk voorkomend computerprobleem op een machine die niet de hunne is smalend opmerken dat zoiets met een Mac nooit zou gebeuren, douw ik met plezier zo’n kittig vormgegeven toetsenbordje in hun reet. Het kan best zijn dat ze gelijk hebben, maar het fanatisme waarmee de gemiddelde Macman (m/v) zijn laatste aankoop onder de aandacht probeert te brengen, doet niet onder voor de geloofsijver van mensen die net een maand gestopt zijn met roken en nu vinden dat iedereen dat zou moeten doen. ‘Het verandert je leven, écht!’
Het heeft weinig zin zulke mensen uit te leggen dat je alles goed vindt zoals het is. Dat jij de peilende blikken in de Balie of de OBA als je je Toshiba uit de tas haalt, best durft te trotseren. Dat je het helemaal niet erg vindt om twee keer te klikken op een icoontje. Dat je er best mee kunt leven dat je soms even een wandelingetje moet maken als Windows z’n dagelijkse halfuurtje update uitvoert. Wandelen is goed. En jij hebt er de tijd voor, want jij hoeft niet de hele tijd om je heen te kijken of jouw apparaat wel week-16-proof is, noch hoef jij straks bij de aankondiging van een nieuwe generatie iProducten in een dunne slaapzak voor de iStore te gaan liggen, om daar het bruto nationaal product van een middelgrote staat in Zuid-Amerika neer te tellen voor een telefoon waarmee je ook kan bellen. En – misschien wel het belangrijkst – jij hoeft nooit met andere Mac-gebruikers Mac-gesprekken te voeren over Mac-onderwerpen in Mac-vriendelijke gelegenheden.
Ik ben er gewoon niet cool genoeg voor, zou je kunnen zeggen. Zelfs als je weet dat ik ooit wel degelijk een echte iPod bezat, waar ik niet eens heel erg ontevreden over was. Er stond door mijzelf uitgekozen muziek op die ik via een oortelefoontje kon beluisteren. Je kon hem harder en zachter zetten en als je genoeg had van een nummer, kon je met je duim over een ringetje gaan en iets anders uitzoeken. Bovendien nam het dingetje weinig bagageruimte in beslag. Een enorme sprong voorwaarts ten opzichte van de koffer vol cassettebandjes die ik vroeger met me meesleepte. Het apparaat werd verkocht in een mooi strak doosje met gratis sticker. Voortaan had ik overal ter wereld de beschikking over mijn complete muziekverzameling. Als ik in mijn hotelkamer in Santa Barbara naar Hank Williams wilde luisteren en even later naar ‘Gratis’ van Gerard de Vries of ‘Core ‘ngrato’ in de uitvoering van Beniamino Gigli dan kon dat.
Misschien was ik wel een tevreden gebruiker geworden als ik die gratis sticker in de doos had laten zitten. Maar ik beging de fatale blunder hem op mijn bakfiets te plakken. Voor niet-ingewijden: een Apple-sticker op je fiets heeft in de Apple-community hetzelfde effect als een T-shirt met de tekst ‘blowjobs at half price’ in de Rue de Vaseline: ineens heb je een heleboel aanspraak van mensen die je anders nooit zouden zien staan. Die Apple-sticker heeft mijn ogen geopend. De man die ’s avonds zijn teckel uitlaat en de vrouw in de gebloemde regenlaarzen, de woonbootbewoner even verderop langs de kade en de textielhandelaar op de markt, mensen die op het oog niet anders zijn dan jij, veranderen bij de aanblik van een gestileerd appeltje in hijgerige fetisjisten. Niet zelden vatten ze datzelfde appeltje op als aanmoediging om hun geloofsbeginselen luidruchtig met je te delen. En als (met een kleine variatie op Campert) een Apple-gebruiker zijn hart bij je uitstort, kun je maar beter maken dat je wegkomt. Tenzij je er zelf ook geil van wordt om je vinger heel langzaam over de gladde behuizing van een Macbook te gaan, natuurlijk.
Het is een gemeenschap waar je liever niet bij hoort. Als ik belangstelling zou hebben voor dit soort fetisjisme zou ik me via de website van de NVSH aanmelden voor een thema-avond, of lid worden van een parenclub. De sticker heb ik eraf gehaald. De iPod hield er op een dag gewoon mee op. Dat komt voor. Daarna kocht ik een merkloos ding van twee tientjes waarop ik net zo goed naar Beniamino Giglio kan luisteren en om welk apparaat te bedienen ik niet eerst een cursus Apple-esperanto van vier maanden hoefde te doen. Gelukkig dat ik mijn mp3’s al twaalf jaar keurig naar mijn opeenvolgende harde schijven kopieer. Hoe ‘ik vin oe sexy’ van Erik Hulzebosch daar op terecht is gekomen, leg ik een volgende keer nog weleens uit.
Erik Nieuwenhuis