Nieuws: Is dit wel het huis waar Couperus De stille kracht schreef?
Is dit wel het huis waar Couperus De stille kracht schreef?
In NRC Handelsblad en de Volkskrant is Bas Heijne heel stellig: hij heeft in Indonesië het huis ontdekt waar Couperus De stille kracht schreef.
Maar hij vergist zich.
In het verleden hebben Couperusvorsers ook gezocht naar het residentshuis in Pasoerean op Java, waar Couperus aan zijn meesterlijke roman werkte. Zij kwamen met een heel ander huis op de proppen.
In Arabesken, het ‘clubblaadje’ van het Louis Couperusgenootschap, verscheen in mei 2001 een artikel van Willem B.S. de Vries. Hij zocht in Pasoeroean ook naar het vroegere huis van de resident. Hij vond dit huis:
Dat huis verkeerde in een treurige staat, met dichtgemetselde ramen, ingeklemd tussen nieuwe huizen. Maar het is overduidelijk nog het residentshuis van de oude foto.
Waarom komt Bas Heijne dan nu met deze bouwvallige villa aan? Je hoeft namelijk niet geniaal te zijn om direct te zien dat dit niet het residentshuis is waar Couperus logeerde. Heeft hij wel naar dat andere huis gezocht? Zaten eerdere onderzoekers (Frédéric Bastet, Rob Nieuwenhuys) dan fout? In zijn evocatieve stuk in de NRC zegt Bas Heijne hier helaas niets over.
De conclusie moet dan ook zijn dat hij hier feit en fictie met elkaar heeft verward. Die oude onderzoekers hadden namelijk ook al geconcludeerd dat het ‘echte’ huis van de resident verschilt van ‘zijn’ huis in De stille kracht. Volgens hen zou Couperus daarvoor het residentshuis in Tegal als voorbeeld gebruikt hebben, waar hij tijdens zijn bezoek aan Indië ook had gelogeerd. Dat huis bezat wel een ‘indrukwekkend paleisportaal’, net als de villa die Bas Heijne nu heeft ontdekt. De vondst van Heijne betreft dus vrijwel zeker het huis dat Couperus als voorbeeld voor zijn roman heeft gebruikt, maar het is niet – zoals hij stellig beweert – het residentshuis waar Couperus de roman schreef. Toen Couperus in Pasoerean logeerde moet hem tijdens een van zijn wandelingen die paleisachtige villa zijn opgevallen. Niks Tegal, gewoon een ander huis in Pasoerean, direct verwerkt in de roman. Daardoor lijkt de Couperuswetenschap met deze ‘vondst’ toch iets op te schieten.
Reactie Bas Heijne op Facebook (hij zal later uitgebreider reageren):
Er komt na mijn stuk nieuwe info binnen, onder andere een foto van ‘ons’ huis in 1903 met de mensen die daar toen woonden. Wij raakten overtuigd doordat plaatselijke docent het aanwees (woont 38 jaar daar) en de Nederlandse leeuw in de tuin, de locatie op een oude kaart en de verbazingwekkend precieze beschrijving in de roman met, inderdaad, het paleisportaal. Moet nieuwe info nog nagaan, maar zou kunnen dat Doeke inderdaad gelijk heeft, wat betreft feit en fictie, dat dit gebouw wel degelijk model heeft gestaan voor de residentiewoning, maar het wellicht zelf niet geweest is. Overigens denk ik dat het gebouw in het eerdere artikel niet de residentie is, veel kleiner, teveel verschillen in bouw. In Passoerean staan nog best veel van zulke gebouwen. Maar lastig blijft het. Ik kom er in NRC nog wel op terug.
Overigens gaat de documentaire niet over de voetsporen van Couperus maar over hoe zijn thema’s ook ons nu aangaan. We waren verbaasd hoeveel Couperus aan zijn directe omgeving ontleende. Vanuit ‘onze’ residentie kun je de avondwandeling van de resident gewoon nalopen, alles klopt.
Het is zonneklaar dat de heer Heijne zich heeft vergist. Vergelijk de foto\’s in mijn artikel en in het boek van K. Peterson, In het voetspoor van Louis Couperus, 2009 (dus verschenen na mijn ontdekking van het huis), p. 8-9, 22, zorgvuldig met de foto in de NRC en u ziet de verschillen. Het gaat om de pilaren en niet om de later aangepaste luifels (op mijn foto gesloopt) en daken. Het residentieHUIS zoals door mij reeds in 1996 vastgelegd, heeft zes pilaren en altijd gehad. Deze zijn anders van vorm, zonder de vierkante voet die enkele op de foto van Heijne hebben.
Het in de NRC afgebeelde huis heb ik destijds ook aangetroffen. Dit is waarschijnlijk het, vooral aan de voorzijde sterk aangepaste (zie vooral de pilaren met een vierkante voet), residentieKANTOOR, en ook afgebeeld in Peterson (p. 50). Op dit kantoor heeft L. Couperus zeker niet De stille kracht geschreven.
Dit huis kan echter net zo goed het optrekje van een toenmalige schatrijke suikerplanter zijn geweest. Er zijn meer van dergelijke huizen in vrijwel identieke stijl in de regio Pasuruan-Surabaya te zien. De Nederlandse leeuw zegt niets, want die kom je nog bij vele toentertijd particuliere huizen in de gehele archipel, die ik uitvoerig heb bereisd, tegen.
Overigens, ik hecht weinig waarde aan hoogbejaarde bronnen ter plaatse, die veelal vertellen wat de [nostalgische] onderzoeker wil horen, leert mijn ervaring. De herkenning mede aan de hand van haar eigen foto\’s door mevrouw Reinink-Jordaans van mijn foto zijnde het residentieHUIS waar zij als residentsdochter haar jeugd doorbracht, is doorslaggevend.
Niets geen \’ontdekking\’ door Heijne, dus.
Willem B.S. de Vries
Het jongste stukje van de heer Heijne over Louis Couperus en Pasoeroean in de NRC (25/3) verdient nog één reactie van mij. En wel primair om hem erop te wijzen dat hij een persoonlijke getuigenis die ik als doorslaggevend argument aanvoerde doodleuk negeert. Namelijk, dat mevrouw Reinink-Jordaans het door mij gelokaliseerde residentiehuis, waar Couperus De stille kracht schreef, zonder enige twijfel identificeerde als het huis waar zij als residentsdochter opgroeide. Sterker, haar vader had haar verteld over het verblijf van Couperus in dit huis. Wat wil men nog meer?
Nogmaals, het in mijn artikel in Arabesken afgebeelde residentiehuis is hetzelfde als de residentiewoning in het genoemde boek van K. Peterson. Een van de kenmerken die beide huizen gemeen hebben, zijn de zes pilaren, had ik al vermeld. Heijne kan schrijven, maar blijkbaar niet tellen. Dit is niet onbelangrijk als je beweert dat er in Pasoeroean “nog best veel van zulke gebouwen staan.” Ik heb daar geen andere huizen met zes exact dezelfde pilaren aangetroffen.
Couperus heeft zijn roman niet “waarschijnlijk een eindje verderop geschreven,” zoals Heijne nu besluit, waarmee hij bijna ongemerkt zijn eerdere stelling loslaat (NRC, 20-21/3). Maar zonder meer in de door mij getraceerde residentswoning.
Overigens, mijn sterke vermoeden dat het door Heijne gepresenteerde, verkeerde, huis destijds de woning van een planter was, is inmiddels door hem -met hulp van derden- bevestigd. Mijn dank hiervoor.
Hoe moet ik de volgende twee beweringen van de heer BS de Vries met elkaar rijmen?
1. \”Overigens, ik hecht weinig waarde aan hoogbejaarde bronnen ter plaatse, die veelal vertellen wat de [nostalgische] onderzoeker wil horen.\”
2. \”Doorslaggevend argument is een persoonlijke getuigenis (…) dat mevrouw Reinink-Jordaans het door mij gelokaliseerde residentiehuis zonder enige twijfel identificeerde als het huis waar zij als residentsdochter opgroeide. Sterker, haar vader had haar verteld over het verblijf van Couperus in dit huis. Wat wil men nog meer?\”
Kijk: ofwel je accepteert getuigenissen van hoogbejaarde bronnen ter plaatse, of je accepteert ze niet. Maar niet die van je tegenstander verwerpen om zelf met dat soort getuigenissen op de proppen te komen, als dat in je straatje past.
De door Willem de Vries aangeduide woning met de 6 pilaren op de aloen-aloen is zeker niet het oude residentiehuis. 6 pilaren ja, maar zoals ook al eerder door anderen is opgemerkt kloppen de verhoudingen van het huis in het geheel niet met de oude foto\’s: de onderlinge afstanden van de pilaren zijn verschillen en ook de positie van de pilaren met de nokrand zijn verschillend. M.b.t. de persoonlijke getuigenis: ik had graag deze dame enige specifieke vragen gesteld over de omgeving van het huis, dat had meer klaarheid kunnen geven.
Ik heb door niemand nog een verwijzing gezien naar oude stadsplattegronden van Pasoeroean, en die geven toch echt een ander beeld. Neem de Grote Atlas van Nederlands-Indië (Asia Maior, 2003) er bij en zie de plattegrond van Pasoeroean, gebaseerd op situatie 1922. Het residentiehuis staat met een ruime voortuin als nr. 48 aan de \”Lange Laan\”, recht tegenover het Proefstation voor de Suiker. Zelfs de contouren van het huis komen goed overeen met de oude foto\’s. Het is als locatie voor een residentiewoning ook veel logischer dan op de aloen-aloen (daar resideerde de regent); en naast de moskee op de aloen-aloen staat al helemaal geen bebouwing. De oude residentiewoning is zo te zien op Google Maps niet meer aanwezig, er staan latere gebouwen. In oktober bezoek ik Pasaruan en zal ter plaatse e.e.a. nog eens bekijken.
Voor het laatst wil ik het volgende opmerken over het residentiehuis, dat de Indië-deskundige Rob Nieuwenhuys als eerste ooit in Tong Tong beschreef. In Arabesken van december 2015 doet Daan Sleiffer verslag van zijn recente missie naar Pasuruan, om het ‘ware’ huis van resident G.J.P. (de la) Valette (niet: Valette, zoals hij schrijft) te vinden. Hij verwijst naar mijn artikel over het reeds in 1996 getraceerde reisidentiehuis als volgt. “Ook dit gebouw is omstreden (…) alleen al omdat het uiterlijk sterk afwijkt van een bekende foto van het huis uit 1897 / 1898.” Hiermee wordt mijn authentieke vondst, bevestigd door de bewoonster destijds mevrouw Reinink-Jordaans, ‘afgedaan door Daan.’
Hoe komt het dat hij en enkele anderen niet zorgvuldig kijken, of het niet willen zien, lees: het erkennen? En dit nadat ik er nadien op heb gewezen dat er in de loop van een eeuw structurele veranderingen aan het huis hebben plaatsgevonden. Sleiffer vermeldt – in navolging van mij – dat Walraven het residentiehuis in 1930 beschreef als “eigenlijk een ruïne.” Mijn foto’s tonen ook dat de grote tuin met de oprijlaan toen reeds geheel was verdwenen,
De conclusie is dat Sleiffer na uitvoerig speurwerk niets heeft aangetroffen dat mijn ontdekking teniet doet en het artikel hierover weerlegt. Wellicht is het residentiehuis “zoekgeraakt,” maar het adres is niet “onbekend,” zoals hij stelt. Het huis stond twintig jaar geleden op de plek waar ik het aantrof en gedetailleerd vastlegde. Dat het waarschijnlijk inmiddels is afgebroken, lag voor de hand, gezien de slechte staat waarin het verkeerde. Dit is het lot van vele huizen uit de koloniale tijd, heb ik tijdens mijn onderzoeksreizen in de Indonesische archipel ervaren. Voor de Indonesiërs maakt de fysieke herinnering aan Louis Couperus in dezen geen verschil. Treurig is dit mogelijke verlies wel.
Willem B.S. de Vries
Ik kwam toevallig op de site waar naar de residentie van Pasoeroean wordt gezocht.
In mijn bezit zijn aquarellen die het huis weergeven in het midden van de 19e eeuw toen een van onze voorvaders daar resident was, nl Johan Frederik Walraven van Nes..
Ik wil u wel een afbeelding daarvan zenden maar ik krijg die niet in dit bericht geplakt. Kunt u mij daarvoor een e-mail adres sturen?
Johan Frederik Walraven van Nes, zich ook noemende Jean Fréderic Walrave van Nes, werd geboren te Utrecht op 17 oktober 1795 en gedoopt in Utrecht (Domkerk) op 8 November 1795, overleden te Utrecht 20 October 1874. In sommige bronnen wordt hij vermeld als J.F. Walraven van Nes, als zou hij een dubbele achternaam hebben gehad. Walraven was echter zijn derde voornaam, zodat bronnen die hem J.F.W. van Nes noemen, het bij het rechte eind hebben. De toevoeging Walraven was ooit een voornaam die met name in de Betuwe voorkwam. Zijn grootmoeder was Jkvr. Jeanne Walravensdr. van Dedem waarmee de toevoeging wel verklaard is.
Over J.F.W. van Nes:
Net zo als zijn vader en grootvader was J.F.W. meester in de rechten geworden na zijn studie aan de universiteit van Utrecht en was hij een groot gedeelte van zijn leven werkzaam in ’s-Lands dienst in Nederlands Indië. Uit onder andere zijn Staat van dienst, opgemaakt om zijn pensioen te kunnen berekenen komen onderstaande gegevens naar voren:
-1820. Advocaat te Utrecht.
-1823. Ambtenaar voor Oost-Indie 15 sep.1823.
-1824. Benoemd tot Buitengewoon Raad in het Hooggerechtshof van Nederlands Indië bij besluit No.1 van juni 1824 tegen inkomen van f.9600 per jaar. In deze betrekking is hij belast geweest met de waarneming van de post van Procureur Generaal bij het Hooggerechtshof en daarnaast als Advokaat Fiskaal bij het Hoog Militair Gerechtshof bij besluit van 11 juli 1825.
-1825. Gewoon raad van het Hooggerechtshof tegen f.12.000 p/j.
-1826. Naast zijn functie bij het gerechtshof ook benoemd tot adjuct resident van Soerabaya en als Super Intendent van het Vendukantoor aldaar. Voor deze extra functies ontvangt hij f.7800 p/j.
-1827. Waarnemend Resident van Djocjakarta tegen f.18.000.
-1828. Resident van Djocjakarta tegen f.20.000 p/j.
-1830. Naast zijn functie als Resident ook belast met het bestuur van de Residentie Soerakarta tegen f.3000 extra uitkering.
-1831. Resident van Pasoeroeang tegen f.15.000 p/j en een extra gratificatie van f.2000.
Hij blijft tot 1839 in deze functie voordat hij met verlof naar Nederland gaat. Van zijn verblijf in Pasoeroean zijn nog een aantal aquarellen bekend.
Residentie in Pasoeroean ten tijde van J.F.W. van Nes. Privé bezit.
Jan van Burg