Kroniek: Aristide von Bienefeldt – Maak homofobie strafbaar!
Maak homofobie strafbaar!
Doodziek word ik er van: zal homofobie ooit de wereld uit te krijgen zijn of hebben we hier te maken met een onuitroeibaar verschijnsel? Een gezwel waar je mee zal moet leren leven – dood ga je er niet aan maar genezing zit er niet in.
Ik heb een paar afleveringen bekeken van een tv-programma – op Nederland 3 – de waarin jongens en/of meisjes gevolgd worden als zij hun omgeving – ouders, club, school, whatever – uitleggen dat zij liever seks hebben met iemand van het eigen geslacht dan met iemand van het andere geslacht. Op de journalist heb ik weinig aan te merken, hij begeleidt de kandidaten met veel gevoel en zelfs inlevingsvermogen – soms krijg je de indruk dat hij met dit programma een beetje naar zijn eigen coming out toewerkt, maar dit terzijde. Waar ik grote moeite mee heb is dat er dus nog altijd ouders zijn die hun kinderen liever ongelukkig zien, misschien zelfs liever dood, dan dat ze leven volgens de genen die ze hen zelf meegegeven hebben.
Wat ik bedoel – ik kan het niet genoeg herhalen! – dat niemand ervoor kiest om homoseksueel te zijn, net zoals niemand er voor kiest om Congolees, Australiër, Chileen, jood te zijn. Je wordt geboren als homoseksueel, net zoals je geboren wordt als Congolees, als jood, Australiër, Chileen, enzovoorts. En iets waar je niet voor kiest, daar mag je niet op afgerekend worden. Nooit. Zo eenvoudig ligt het. Maar toch lijkt niemand er wakker van te liggen als een meisje van vijftien op tv – zoals ik laatst vaststelde – verkondigt dat ze homo’s ‘smerig’ en ‘tegennatuurlijk’ vindt.
‘Dat zie je nou nooit bij dieren,’ lachebekte ze er bij. ‘Pardon,’ schreeuwde ik tegen het scherm (want waar is de kritische journalist?): ‘Er wel eens een biologieboek voor gevorderen op nageslagen? Ooit van Corydon van André Gide gehoord?’
Als dat meisje gezegd had dat ze joden of indianen smerig vindt, dat ze tegennatuurlijk zijn, en erbij gelachebekt had dat je ‘zoiets nou nooit bij dieren ziet’, dan hadden er – terecht natuurlijk – in het hele land bellen gaan rinkelen en was het meisje er niet zonder straf, wie weet een boete, afgekomen. Je ziet ook nooit spandoeken met ‘God hates Jews’, en de paus kijkt er wel voor uit om onderscheid te maken tussen witte en zwarte mensen. Nee, de goedheiligman in Rome is zeer begaan met het lot van minderheden. Liefde en barmhartigheid voor alles wat bloeit en groeit, in het Heilige hart is werkelijk plaats voor iedereen. Nou ja, bijna voor iedereen, want homo’s wordt ‘nee’ verkocht als ze onder die fladderende glitterjurken troost komen zoeken. Wordt het niet eens tijd om deze sinterklaas van de hypocrisie voor het gerecht te slepen, wegens belediging en uitsluiting van een minderheid?
Om kort te gaan, wat over de ene minderheid absoluut niet gezegd mag worden – denk joden, denk mensen met een donkere huidskleur – mag kennelijk wel gezegd worden over een andere minderheid. Wat me het meest verwondert is dat het zelfs beschouwd wordt als een serieuze discussie, anders gezegd, je hebt dus het recht om het niet zo op homo’s te hebben. Op televisie – en daar hoort ook dat coming-outprogramma bij – kan iemand gewoon zeggen dat hij ‘moeite’ heeft met homoseksualiteit, of zich terloops laten ontvallen: ‘Lesbiennes, ik moet d’r niks van hebben.’ En daar ligt het probleem. Homofobie is niet verboden bij de wet. Natuurlijk, je mag een homo niet in elkaar slaan, maar ik vraag me weleens af of het valse geblaat van Benedictus of nu weer Fransiscus niet veel harder aankomt dan een flinke afranseling.
‘Onuitroeibaar’, luidt het 23ste woord van deze kroniek. Je zou het bijna gaan denken. Toen de nog levende joden na afloop van WOII uit de concentratiekampen bevrijd werden, was voor veel homo’s de nachtmerrie nog niet voorbij. ‘Wat Hitler gedaan heeft met de joden, was onvergeeflijk,’ zullen sommige machthebbers wellicht geredeneerd hebben, ‘maar wat homo’s betreft zat hij er niet helemaal naast.’ En zo kon het gebeuren dat, toen Duitsland verslagen was, een aantal homoseksuelen vanuit de kampen overgebracht werden naar reguliere gevangenissen, en daar, in sommige gevallen, nog jaren vastgehouden te worden.
Misschien – ik laat mijn fantasie even de vrije loop – zou Arie Boomsma in zijn programma voor een keer een andere minderheid aan het woord moeten laten. Stel je het eens voor, een jongen roept, nerveus en trillend, zijn vrienden van de volleybalclub bijeen. Hij heeft hen iets te vertellen. Als iedereen zit komt het hoge woord eruit: ‘Ik ben joods.’
Belachelijk? Jazeker, maar niet belachelijker dan het actuele concept van het programma.
Aristide von Bienefeldt
En zo is het!