Thuisreizen

Vóór de val van de Muur was Oost-Duitsland een eiland. Je kon er niet op of af. De buitenwereld bestond niet, want nieuws werd de eilanders angstvallig onthouden. Om het halve land heen had net zo goed een oceaan kunnen liggen, in plaats van Europa. Judith Schalansky groeide op in deze communistische kooi. Wat doet een kind dat op reis wil, terwijl de grenzen op slot zijn? De meeste kinderen zouden waarschijnlijk gewoon op ontdekkingstocht gaan in hun directe omgeving. De achtertuin verkennen. Straten in de buurt bevaren met een houten schip op wielen. Steden stichten in een bosje achter de kerk. Oorlog voeren vanuit de loopgraven rond het weiland van boer Jansschen. Zo niet Schalansky. Zij las een atlas. Natuurlijk was haar eerste reactie bij het zien van de onbevattelijke wijdte van de wereld als die van veel andere mensen: ze wilde naar die verre oorden toe. Ze wilde de grond van de pastelkleurige papieren landen met haar eigen handen op kunnen pakken.

In eerste instantie was het voor Schalansky simpelweg niet mogelijk om in vreemde grond te graven. Maar toen de grenzen eenmaal luid knarsend waren opengeschoven, hoefde ze het niet meer. Het verkennen van de atlas was namelijk al wonderlijk genoeg. De kaarten waren allerminst een wetenschappelijke weergave van onze planeet, zo ondervond de schrijfster. Als Oost-Duitse wist ze natuurlijk dat landsgrenzen niet meer dan politieke en veranderlijke aanduidingen zijn. Maar ook het tweedimensionale karakter van de atlas maakt het een arbitrair ding: bij het uittekenen – of beter gezegd het vertekenen – van de wereld worden concessies gedaan aan de weergave van reliëf. Hierdoor wordt de atlas een compromis tussen een sterk vereenvoudigde, abstracte voorstelling van het aardoppervlak en een esthetische knieval om de verhoudingen zo ongeveer kloppend te krijgen. Toch wordt de atlas beschouwd als een objectief naslagwerk.

Schalansky deelt die heersende mening niet. Laat er geen misverstand zijn: Atlas der abgelegenen Inseln, met de veelzeggende ondertitel Fünfzig Inseln, auf denen ich nie war und niemals sein werde, is wel degelijk een atlas. Het is ook een reisverslag, een verzameling van non-fictionele anekdotes, feiten en statistieken en uiteindelijk een roman. Het is een verhaal over vijftig bestaande eilanden waar Schalansky informatie over heeft verzameld, opgetekend door mensen die op zo’n eiland zijn geweest en hun ervaringen hebben opgeschreven. Of door mensen die iemand hebben gekend die op zo’n eiland is geweest en die iets neergekrabbeld hebben over de betreffende reiziger en zijn belevenissen. Of door iemand die alleen maar iets heeft gehoord over één van de eilanden en besloot het gehoorde op papier te zetten. Schalansky zelf heeft niets verzonnen. Maar we hebben het toch over verhalen en over fictie.

Eilanden hebben ook nog eens hun eigen realiteit. Die is vaak alles behalve paradijselijk te noemen. Zelden zijn er palmbomen te vinden, laat staan parelwitte stranden vol vers aangespoelde inheemse schonen. Veel eilanden zijn onherbergzaam, bedekt met ijs en/of steen en onherroepelijk onbewoonbaar, zoals Bouvet, het atol Clipperton en St Kilda. Daarnaast ontstaan op eilanden waar wel op gewoond wordt of werd nogal eens vreemde, wrede culturen.

De bewoners van Tikopia (het zuidelijkste eiland van de Santa Cruz-eilanden) bijvoorbeeld, gebruikten volgens de overlevering een behoorlijk rigoureuze methode om het aantal inwoners van het eiland op peil te houden. Alleen oudste zonen mochten kinderen krijgen. Omdat condooms niet aan bomen groeien kwamen er natuurlijk toch heel wat ongewenste zwangerschappen voor. Wanneer abortus (hete stenen tegen de zwangere buik drukken) mislukte, werd het kind na de geboorte verstikt. De gedode kinderen werden vervolgens niet begraven zoals andere overleden eilanders, omdat ze nooit hadden deelgenomen aan de gemeenschap. Een schokkend gebruik, infanticide, maar de Tikopianen verantwoordden de daad met het argument dat er niet genoeg voedsel was voor meer dan twaalfhonderd mensen. Een teveel aan monden om te voeden zou uiteindelijk ook leiden tot de dood. Daarom werd elke Tikopiaan met nummer 1201 bij voorbaat leed bespaard.

Deze en andere zeer korte verhalen en wetenswaardigheden zijn, samen met een landkaart van elk eiland, terug te vinden in Schanlansky’s atlas. Sommige weetjes staan eveneens op Wikipedia. Maar ook dat is tenslotte een hele dikke digitale roman van vele schrijvers en intertekstuele verwijzingen zijn geen lezer vreemd. Bovendien is Atlas der abgelegenen Inseln erg goed geschreven en als geheel een interessante literaire reis. Toch maar doen dus, Schalansky.

Marleen Nagtegaal

Judith Schalansky – Atlas der abgelegenen Inseln