Recensie: Louis Couperus – De stille kracht
In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 17: De stille kracht.
De mystiek der zichtbare dingen
Couperus gunde zich tijdens zijn verblijf in Indië weinig rust. Meteen nadat hij Langs lijnen van geleidelijkheid had voltooid, begon hij aan een nieuwe roman. Als onderwerp voor De stille kracht koos hij de koloniale overheersing van het eilandenrijk door Nederland, zoals hij die, sinds hij in maart 1899 was gearriveerd, van nabij had kunnen observeren. Het verhaal volgt een aantal maanden de gebeurtenissen in Laboewangi, een kustplaats op Java, waar Otto van Oudijck als resident het Nederlandse gezag vertegenwoordigt.
Reeds in het eerste hoofdstuk zet Couperus alle schaakstukken op het bord. Van Oudijck zorgt als een vader voor zijn gewest, hij is streng maar oprecht en probeert zoveel mogelijk oog te hebben voor de belangen van de inheemse bevolking. Zijn (tweede) vrouw gaat ondertussen haar eigen gang en vermaakt zich met zoveel mogelijk mannen, waaronder haar stiefzoon. Via Eva Heldersma, de vrouw van een hardwerkende ambtenaar, laat Couperus nog wat meer zien van het dagelijkse leven in de kolonie. Eva voelt zich niet erg thuis in Laboewangi omdat alles om carrière maken en geld verdienen lijkt te gaan. Door middel van amateurtoneel en tafeldans probeert ze de verveling die dit bestaan met zich meebrengt te verdrijven. Om deze hoofdrolspelers heeft Couperus nog veel meer personen gegroepeerd, zoals de familie De Luce die op een suikerplantage woont en de Regent en zijn familie, de vertegenwoordigers van het oorspronkelijke Indische gezag.
De stille kracht heeft twee sterke verhaallijnen. De eerste bestaat uit een subtiele ontrafeling van het precaire evenwicht waarmee de Nederlanders en de Indische bevolking naast elkaar in de kolonie leven. De resident is er van overtuigd dat de Hollanders iets goeds in Indië tot stand gebracht hebben, zoiets als een nieuwe beschaving. Eva Heldersma ziet veel duidelijker de onmogelijkheid van dit standpunt, zij vindt de koloniale overheersing wezensvreemd en de pogingen van de Hollanders om de Europese beschaving in de tropen vol te houden tot mislukken gedoemd.
De werkelijkheid is niet: de overheerscher groot in Indië, maar de overheerscher kleine armzielige uitzuiger; het land uitgezogen, en de werkelijke bevolking – niet de Hollander, die zijn Indiesch geld opmaakt in Den Haag; maar de bevolking , de Indosche bevolking, verknocht aan den Indischen grond, – neêrgedrukt in de minachting van den overheerscher (..).
De Indiërs, vertegenwoordigd in de persoon van de regent en zijn familie ondergaan, zoveel wordt wel duidelijk, het gezag van de Nederlanders lijdzaam, maar zullen de ‘stille kracht’ inzetten wanneer zij dit nodig achten. De tweede verhaallijn in de roman bestaat uit de amoureuze verwikkelingen van de residentsvrouw en alle andere figuren, door Couperus vermakelijk en openhartig beschreven. Deze passages zijn vaak met sensualiteit doortrokken.
De natuur van Indië kan eigenlijk ook wel als een aparte verhaallijn in De stille kracht genoemd worden. Het licht van de maan, het ruizen van de bomen, de donkere geheimzinnige tuinen, de onophoudelijk neerstortende regen worden door Couperus steeds als dominante factoren ingezet.
Van Oudijck, de resident, een integere en intelligente man, is blind voor wat er om hem heen gebeurt. Dit geldt voor zijn eigen familie, maar nog veel meer voor wat er werkelijk in Indië aan de hand is. Hij benadert alle problemen rationeel en veracht emoties en bijgeloof. Daardoor onderschat hij wat er onder zijn onderdanen leeft. Couperus moet tijdens zijn verblijf in Indië tot de conclusie gekomen zijn dat de overheersing van het land door de Hollanders op den duur moest mislukken. Daarover heeft hij niet een politiek pamflet willen schrijven, maar op enkele momenten in het boek wordt zijn standpunt wel duidelijk.
De mystiek der zichtbare dingen op dat eiland van geheimzinnigheid, dat Java is…Uiterlijk de dociele kolonie met het overheerschte ras, dat niet opgewassen tegen den ruwen koopman, die, in den glorietijd van zijn republiek, met de jonge kracht van den jeugdig volk, gretig en winzuchtig, rond en koel, plantte voet en vlag op de in-eenstortende keizerrijken, op de tronen, die wankelden, als had de grond vulkanisch geaardbeefd.
Als Van Oudijck in conflict komt met de regent, blijkt de zwakte van de Nederlander. Hij verliest omdat hij niets begrijpt van de haat die hij heeft opgeroepen. Die haat komt tot uiting in raadselachtige verschijnselen, zoals het bespuwen van de residentsvrouw met siri in de badkamer of het onverklaarbaar breken van een whiskyglas. Na al deze heftigheden volgt nog een laatste hoofdstuk (door Couperus in Europa geschreven) waarin de balans van het Nederlandse avontuur in Indië wordt opgemaakt. De hoofdstad Batavia wordt hierin al beschreven als een dodenstad, waar de Nederlanders zich voor elkaar en het verwoestende klimaat verschuilen.
De stille kracht is zonder twijfel een buitengewoon spectaculaire roman. Alle verhaalelementen dragen hier aan bij. De stijl is weelderig, de zinnen fluwelig en lenig en elke taalnuance draagt bij aan de sfeer die Couperus wil oproepen. De psychologie van de romanfiguren is altijd trefzeker, de schrijver moet zich bij dit boek volkomen zeker gevoeld hebben. Opvallend is ook dat Couperus zo economisch omgaat met de ‘stille kracht’: hij weet dreiging op te roepen zonder die wonderbaarlijke verschijnsels eindeloos uit te spinnen. Het meeste gebeurt op de achtergrond en de schrijver laat veel meer de effecten zien. Sterk is ook dat Couperus van de resident Van Oudijck een sympathieke figuur heeft gemaakt, geen sjabloon van een keiharde overheerser.
Bij verschijning (november 1900) viel men over de seks, de visionaire aankondiging van het verlies van ‘ons Indië’ viel nog niemand op. Raadselachtiger is nog wel dat niemand toen zag dat De stille kracht een perfecte roman is.
Doeke Sijens
Louis Couperus – De stille kracht. Verzameld werk deel 17. Veen, Utrecht 1989 (oorspronkelijk: L.J. Veen, Amsterdam, 1900).
(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)
Een eerdere recensie over De stille kracht staat hier.