Recensie: Chrétien Breukers – Het eerste gedicht
Zorgvuldig lezen
Het eerste gedicht van Chrétien Breukers eindigt met drie essayistische stukken waarin Gerrit Komrij een belangrijke rol speelt. Breukers is een liefhebber van het werk van Komrij en naast de bloemlezingen van de vorig jaar overleden dichter kan hij vooral de polemieken van Komrij waarderen. In het literaire landschap, en dan met name de poëziekritiek, ontbreekt de harde kritiek.
In de huidige literaire constellatie is de liefde soms niet van de lucht. Moedeloos word je ervan, van die lieve konijntjes die allemaal samen zingen in de maneschijn, dit is: het bleke licht van tijdelijke publiciteit & roem.
Literaire websites zouden die samenzang kunnen doorbreken, maar Breukers heeft niet veel op met de mensen die achter sites als Oote en De Reactor zitten.
De essentie is wellicht meeverhuisd naar internet, op internet zijn de trol en de verkapte trol (de gemiddelde redacteur van De Reactor) heer en meester, rookgordijnen optrekkend waarachter elke vorm van literatuur aan het oog onttrokken wordt.
Het is volgens Breukers dan ook tijd om een ‘kritische houding terug te brengen in het centrum van de literatuur’. Je kunt je afvragen of dat moet en of dat gebeurt in de besprekingen in Het eerste gedicht die eerder verschenen op De Contrabas.
Ondanks de polemische paukeslagen in de inleiding en de slotessays van Het eerste gedicht valt juist op dat Breukers op zijn best is als hij zich opstelt als een gedegen lezer. Dat gebeurt in dit boek en in de nieuwe reeks die hij op De Contrabas begonnen is over de boeken die hem gevormd hebben.
Natuurlijk deelt hij in Het eerste gedicht ook nog wel eens een sneer uit. Dichters die het eenmaal verbruid hebben, kunnen het daarna nauwelijks meer goed doen. Ramsey Nasr, Huub Beurskens, Astrid Lampe, maar ook Tonnus Oosterhoff hoeven niet meer met argumenten bestreden te worden, maar kunnen in één zin weggezet worden door Breukers. Het eerste gedicht uit Nachoem M. Wijnbergs het leven van krijgt wel een volledige bespreking, maar als je de inleiding leest, dan vraag je je af of die bespreking nog positief kan eindigen.
De bundel het leven van van Nachoem M. Wijnberg is ongetwijfeld goed besproken in de ‘grote’ kranten en bladen. Wijnberg is namelijk de lieveling van menig criticus en jurylid. Waarom? Dat weet ik niet, en ik denk niet dat ik er ooit zal achterkomen.
Het opvallende is juist dat Breukers door de beperking die hij zich oplegt veelal tot een zorgvuldige lezing van een gedicht komt. Die beperking is dat Breukers alleen dat ene gedicht bespreekt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen die het gedicht kunnen duiden (alhoewel hij wel eens smokkelt met deze zelf opgelegde eis).
Door slechts één gedicht te bespreken kan Breukers dieper graven dan een criticus die in vierhonderd woorden een complete bundel moet recenseren en al snel vervalt in plattitudes en achterflapteksten. Bij de lezing en herlezing van een gedicht zet Breukers alles in. Zijn eigen belezenheid, associaties en herinneringen. Een gedicht van Meindert Talma doet Breukers denken aan zijn eigen jeugd.
Zelf wwoonde ik toen ook nog op het platteland, in het dorp Leveroij. Vier wegen, waarvan twee verhard. Negen mensen met een telefoonaansluiting (wij hadden nummer 6). Een pastoor. Een frietkraam. Kerk. Kroeg. Voetbalveld. Later: tennisveld. Voor de import. Belachelijk, maar je hield het niet tegen, die nieuwigheid. Mijn opa, moge hij rusten onder Gods vleugels, zei altijd: ‘Geef mij maar een kort gebed en een lange braadworst.’
Ik mag die uitweidingen graag lezen, misschien moet Breukers zich eens wagen aan echt proza: een kort vehaal, een roman.
Het eerste gedicht laat intussen zien dat het zorgvuldig lezen van een tekst, op zoek naar betekenis van een gedicht, niet een ouderwetse bezigheid hoeft te zijn, al zie je bijna nooit meer iemand een gedicht op deze wijze ontleden. Dat komt voor een groot deel omdat het nogal in de mode is om gedichten betekenisloos te laten zijn. Ook dichters zelf zijn vaak huiverig om hun gedichten te duiden. Daarom is het goed dat het wel gebeurt, al is met dit boek ook een einde aan de reeks gekomen op De Contrabas. Dat kun je alleen maar betreuren.
Coen Peppelenbos
Chétien Breukers – Het eerste gedicht. De Weideblik, Varik. 152 blz. € 19,95.