Recensie: Philip Huff – Goed om hier te zijn
Donkere portretten
Mocht je merken dat je in de schoenen staat van een van de personages die Philip Huff opvoert in zijn verhalenbundel Goed om hier te zijn, dan is het raadzaam deze zo snel mogelijk weer uit te trekken. Het risico is namelijk groot dat je ziek bent, fysiek of mentaal. En mocht je gezondheid toch min of meer in orde blijken, dan heb je een ander probleem: je liefdesleven is een puinhoop. Een geluk hierbij is dat je ellende op een mooie manier is vastgelegd. Huff is goed in het maken van portretten.
De auteur heeft korte verhalen afgewisseld met nog kortere intermezzo’s van gemiddeld anderhalve pagina. De intermezzo’s bestaan uit treffende, bijna verstilde sfeerschetsen met plaatsaanduidende titels als ‘München’, ‘VUmc’, ‘Laren’, ‘Lake Magadi’. Op die plekken situeert Huff een flard van een gebeurtenis, schijnbaar willekeurig. Soms blijkt het goed om op zo’n plek geweest te zijn voor iemand, soms ook niet. Het maakt de lezing van het boek boeiend maar ook onrustig: je bent de vluchtige impressie nog aan het verwerken terwijl je al in het volgende verhaal bent beland, dat vervolgens wel weer de volle concentratie vergt omdat Huff veel zegt met details. Voor de actieve lezer een feest, voor een ander verwarrend. Want alle verhalen, kort en korter, vormen óók een geheel: je moet bijblijven, wegleggen, soms terugbladeren, erin, eruit en eroverheen.
De toonzetting in de verhalen getuigt van een enigszins pessimistische (sommigen zouden zeggen realistische) kijk op het leven. Dat wil niet zeggen dat er alleen maar gehuild of geleden wordt. Humor is zeker aanwezig, al ligt dit er niet duimendik bovenop. Dat geldt trouwens voor de schrijfstijl van Huff in het algemeen: kenmerkend voor dit boek zijn de nuances. ‘De blonde haartjes op haar tenen waren verdwenen’, schrijft hij in een van de verhalen. Later blijkt dat de vrouw die bij die tenen hoort borstkanker heeft. Bij het verhaal ‘Wij zijn gek en spatten vonken’, dat zich afspeelt in een psychiatrische inrichting voor jongeren, zal degene die ook Dagen van Gras heeft gelezen even glimlachen wanneer hij ontdekt dat de hoofdpersoon uit een boomhut is gevallen. ‘Het is een lang verhaal,’ zei ik. ‘En een grote boomhut.’
Toch overheerst de tragiek. Direct in het eerste verhaal komt een jonge vrouw, geliefde van de verteller, om het leven door een ongeluk. In een ander verhaal snakt een vrouw naar tedere, geruststellende woorden van haar echtgenoot, vrezend dat hun liefde is opgedroogd. Achter elk portret gaat weer een ander persoonlijk drama schuil: Karst T. krijgt het maar niet warm. Een man worstelt met zijn pedofiele gevoelens. Een huis wordt in brand gestoken. Iemand wordt verlaten door zijn grote liefde. Stef Bos, medeverantwoordelijk voor de titel van dit boek, zingt: ‘Ik ben zacht gevallen / Goed terechtgekomen / Ik weet waarvoor ik vechten wil / En wie mij zal behoeden / En het is goed om hier te zijn.’ Het nummer komt voor in een verhaal over Jan van Best, negenentwintig jaar oud:
Op een dag zal mijn ziekte mijn lever en mijn nieren binnendringen, me in een rolstoel dwingen. Mijn luchtpijp dichtdrukken. Op een dag moet ik de knoop doorhakken en de dokter vragen: ‘En volgende week woensdag, kunt u dan?’
Dingen gebeuren. Pijnlijke, hartverscheurende of onbegrijpelijke dingen gebeuren dus ook, vaker dan ons lief is lijkt Huff te willen zeggen. Hij beschrijft mensen die zich verliezen in machteloosheid, waardoor sommige personages komen tot absurde wanhoopsdaden. Anderen zoeken hun heil in (heel veel) seks of klampen zich vast aan het verleden. Het valt niet altijd mee om hier te zijn.
Marleen Nagtegaal
Philip Huff – Goed om hier te zijn. De Bezige Bij, Amsterdam, 212 blz, € 19,90.