Column: Guus Bauer – Bouwstenen
Bouwstenen
Vorige week meldde uw inktslaaf al dat hij een wenskluizenaar is. Het liefst zou hij de rest van zijn tijd in het overbekende hutje op de hei doorbrengen. Maar ook daar kon het inmiddels weleens druk zijn, gezien de verzuchtingen van gelijkgezinden. Hij heeft steeds meer behoefte aan stilte, die van de eenvoudige soort: niet te veel ruis van verkeer en van buiten- of binnenactiviteiten met een sterk repetitief karakter, boem, boem, boem dan wel kraak, piep, kreun.
Een zeker gestommel aan de andere zijde van de muur heeft daarentegen een bijna helend karakter. Je bent toch niet geheel en al alleen op de wereld, al zit je in een cocon. In een paar afleveringen zal uw inktslaaf een aantal van de muren schetsen waarbinnen hij zich, vaak noodgedwongen, bevond. Tevens geeft hij een overzicht van de (elektronische) speeltjes die hij in de loop der tijd heeft zien komen en gaan.
In het westen van Amsterdam werden eind jaren vijftig, begin zestig een paar nieuwbouwwijken uit de grond gestampt. Een aardig speelterrein voor de jonge onderzoeker. Bouwmateriaal alom, een uitgegraven meer en een eenzame supermarkt, een nieuw uit Amerika overgewaaid fenomeen, midden op een zandvlakte. Het drinkwater kwam de eerste tijd uit een tankwagen. Jammer alleen dat het ventje niet te vaak alleen naar buiten mocht. Gezien haar gevorderde leeftijd had zijn moeder gedurende de zwangerschap maanden lang plat moeten liggen, overbezorgdheid tot gevolg hebbende.
Lawaai mocht daar niet gemaakt worden, het ’s nachts spoelen van het toilet was uit den boze. Ze moesten zich gedragen als voorbeeldige buren, te gast als ze waren in deze nieuwe wijk, in deze nieuwe stad. Ruzies werden op zachte toon gevoerd, hetgeen zorgde voor een onvermoede extra venijnigheid. Voor gefluister is uw inktslaaf altijd allergisch gebleven. De radiodistributie kende een knop met maar een paar standen, absoluut niet hard genoeg voor die opzwepende muziek, eveneens afkomstig uit Amerika, die het hoofd en het hart van het ventje binnenstormde.
Het meest gekoesterde verjaardagscadeau ooit, een transistorradio met een oortelefoon, bracht uitkomst. Al waren de batterijen naar de smaak van het ontdekkingsreizigertje van de nieuwe muziek veel te snel op. Soms werkten ze nog een of twee nummers langer als je ze even door de zon of het straalkacheltje liet opwarmen.
Ondertussen brulden de buren van onderen, boven en opzij er lustig op los. Door de kieren in de dunne betonnen vloeren en wanden kon je letterlijk elke scheet horen. Een nieuwe bovenbuurman, een trambestuurder, draaide na zijn nachtdiensten steevast op volle kracht van zijn gloednieuwe stereo-installatie een en dezelfde plaat van The Beatles. Aardbeienvelden voor altijd. Uw inktslaaf is nog steeds dankbaar voor het feit dat hij door hem in de armen van The Stones is gedreven.
Guus Bauer