Schippersintuïtie

Een lichte vorm van onrust bij een van de twee opvarenden, noem het ‘zeeangst’, drijft de Argos van de Noordzee het Slijkgat in, de aanloopgeul naar Stellendam en daarmee richting Zeeland, in plaats van zuidwaarts, naar de Banjaard en Oostende, richting Ramsgate, waarvoor alle kaarten aan boord zijn. Het schip is zeewaardig genoeg voor een dergelijke oversteek, maar iets weerhoudt mij. ‘Niet doen’, gaat mij door het hoofd, zonder aanwijsbare reden. ‘Doe het niet, niet nu’.

Annalisa accepteert mijn onbestemde onwil en wij meren af in Hellevoetsluis, na een tocht van vijfentwintig mijl vanuit Scheveningen, ver genoeg voor één dag zeilen. Ik houd van korte trips, zeilen op één tij en dan rust, de rust van het land, van een kroeg, van een traag dansende dobber. Maar niet daarom zie ik plotseling op tegen de geplande tocht van ongeveer zestig mijl.

Bij bestudering van de kaart van het Haringvliet en het Hollands Diep valt mijn oog op het dorpje Zuidland dat drie kilometer landinwaarts blijkt te liggen bij het jachthaventje Blinckvliet ter hoogte van de Beninger Slikken en moet ik denken aan Frans Thomése, de schrijver P.F. Thomése, die met zijn boek Zuidland de AKO-literatuurprijs voor het jaar 1991 won, een boek bestaande uit drie novellen, waarvan ik er twee erg mooi vond.

Ik voel een sterke aandrang om het ‘klein’ te houden deze reis en wij bezoeken een aantal achteraf gelegen plaatsjes als Numansdorp, Ooltgensplaat en Oude Tonge, maar zeilen ook mooie, lange rakken van Zierikzee naar Wemeldinge en van Bruinisse terug naar Stellendam.

Het laatste traject voert ons van Scheveningen naar IJmuiden, bij een straffe NO wind, Bft 5. Deze koers van 30 graden is onbezeild en twee lange slagen naar buiten zijn nodig om voldoende hoogte te winnen. Het schip rolt, stampt en hakt uren achtereen. En dan, ter hoogte van Zandvoort, ongeveer acht mijl uit de kust, als wij ons gereed maken om voor de aanloop van het havenhoofd van IJmuiden overstag te gaan, zie ik dat de verstaging aan stuurboordzijde geheel slap hangt en wiebelt in de deining en de wind. Dit kan helemaal niet, want alle spanners zijn geborgd met splitpennen en klittenband, maar als ik de motor start en het schip in de wind leg om de zeilen te strijken en de stagen opnieuw op te spannen, zie ik dat het gehele want ontregeld is en blijken de spanners niet voldoende schroefdraad te hebben om de verstaging goed door te zetten. De conclusie dat er iets aan de stand van de mast veranderd is komt niet bij mij op.

Pas op het Noordzeekanaal ziet Annalisa dat de mast gedeeltelijk in het dek is gezakt, door het stampen van het schip naar binnen is getrokken. Een van de draagspanten blijkt ingewaterd te zijn.

Ik denk aan de geplande trip naar Ramsgate en vraag mij af of er zoiets als schippersintuïtie bestaat.

L.H. Wiener