Recensie: Dennis Gaens – Schering en inslag
Het verhaal van een ontheemde vriendengroep
Dennis Gaens’ (1982) dichtbundel Schering en inslag is geen lyrische poëzie van een in zichzelf gekeerd ‘ik’, maar een verhaal met verschillende personages en dialoog. Die vier personages Dani, Luuk, Lotte, Dave, die worden voorgesteld in het deel ‘Draad’, en de ik-verteller vormen de bouwstenen van het werk. Schering en inslag is Dennis Gaens’ tweede dichtbundel, zijn eerste bundel Ik en mijn mensen (2010) was genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut. In 2011 en 2012 was hij stadsdichter van Nijmegen.
In de voor Gaens kenmerkende stijl die neigt naar proza weet hij de vier karakters treffend neer te zetten. Zijn beste portret is ‘Dani’:
Dani danst omdat ze niets ander kan; lenig klinkt alleen opwindend, in het
echt is het best eng. Haar is nooit iets gevraagd, alles aan haar is aanname.
Als iemand meent dat ze goed is, dan is dat zo. Ze draagt wat jij denkt dat
haar staat, gaat langs routes die aangegeven staan.Ze houdt een pakje sigaretten bij zich voor het geval ze een bolle spiegel
vindt. Ze doet graag alsof ze een dik meisje is dat rookt.Ze hoest, maar houdt niemand voor de gek. Sommige mensen doen niet
anders dan doodgaan, maar niet Dani. Die is geboren om – of ze wil of
niet – te bewegen.En met publiek is het anders. Dan is het niet zijzelf die terugkijkt.
Alles aan Dani is pose, afgestemd op de wensen van haar publiek. Ze krijgt een beter gevoel over zichzelf door zich af te zetten tegen een dik, gefrustreerd meisje. Door de portretten waarmee Gaens zijn bundel inleidt gaan de personages leven. Het gebeurde vaak dat ik tijdens het lezen van een van de gedichten later in de bundel dacht: typisch Dani of typisch Luuk. Het lijkt of de gedichten over je eigen vrienden gaan.
In het tweede deel ‘Schering’ wordt de vriendengroep als geheel weergegeven, wat hen ooit samenbracht en nu samenhoudt. In het gedicht ‘De aftiteling’ trappen de jongens samen rotzooi in de bioscoop, maar wat de ik-verteller eigenlijk kwijt wil is: ‘We moeten de mensen in / filmzalen opsluiten, want ze zijn vergeten dat alles altijd goed komt aan / het einde.’ Op dit moment zijn ze nog een groep en hebben ze het gevoel dat alles wel goed zal komen.
‘Inslag’ is het derde deel en hierin valt de groep uit elkaar. De directe aanleiding hiervoor is het vertrekken van Luuk. In het gedicht ‘Voordat dinsdag’ waarin zijn vertrek wordt beschreven, wordt de droogkomische manier van beschrijven die Gaens hanteert te ver doorgevoerd zodat het flauw wordt. Naar aanleiding van het vertrek van Luuk schrijft hij: ‘Alle meisjes op Lotte na huilden, Dani het hardst.’ Er zijn maar twee meisjes, namelijk Dani en Lotte. Een gedicht dat wel erg geslaagd is is ‘Over de vier pagina’s die in mijn portemonnee tussen het briefgeld zitten’. De ik-verteller wordt door de moeder van Luuk gevraagd om diens spullen op te halen en vindt in Luuks agenda dat hij in het maandoverzicht door de hokjes van de zomermaanden een gedicht heeft geschreven. Wat hij hier heeft geschreven is weergegeven in de vorm van het maandoverzicht, dus elke letter op een datum, lege data voor spaties: ‘Deze dagen willen je niet laten gaan ze zouden je de das omdoen als ze daartoe in staat waren.’
In het laatste deel ‘Stof’ is het stof weer neergedaald: Dani is, nadat ze in het vorige deel was ingestort, opgenomen in een kliniek; Luuk stuurt een mail met een reisverslag; Lotte is verhuisd naar Amsterdam (ze woonden eerst vermoedelijk allemaal in Nijmegen); Dave gebruikt de Waalbrug nu om naar de overkant te komen, in plaats van erop te slapen. De vriendengroep is uit elkaar, maar ze zijn, min of meer, op hun plek.
Schering en inslag vertelt een verhaal waar je je in thuis voelt, maar het is te vluchtig en te dun om buiten deze verhaalwereld te treden en iets hogers aan te raken. Dit lijkt wel de ambitie in de gedichten die niet expliciet over de vriendengroep gaan en die in de wij-vorm zijn geschreven, zoals het eerste gedicht ‘Het is dit of doodgaan’. Hier schrijft Gaens over een groep (‘we’), die als een wilde bende door het land trekt op zoek naar identiteit. ‘We komen namen halen’. Maar in deze zoektocht niet slaagt door een gebrek aan daadkracht: ‘Als we niet zo verdomd verstrooid zouden zijn, / waren we er al geweest.’ De ronddolende jongvolwassene op zoek naar identiteit: je hoopt op iets dieper dan dit, maar de belofte wordt niet waargemaakt. Het is een leuk verhaal, een goed beeld van een groep mensen, op een originele manier verwoord. Maar de bundel mist een paar gedichten die bij blijven, die op zichzelf staan en die je jaren later nog herleest.
Joep Harmsen
Dennis Gaens – Schering en inslag. Van Gennep, Amsterdam. 56 blz. € 16,90.